Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2484

Datum uitspraak2007-08-23
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704832/1 en 200704832/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij onderscheiden besluiten van 17 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het oprichten van appartementengebouwen op de percelen [locaties] te [plaats].


Uitspraak

200704832/1 en 200704832/2. Datum uitspraak: 23 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Veere, tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 07/385, 07/387, 07/384 en 07/386 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg van 18 juni 2007 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Veere. 1.    Procesverloop Bij onderscheiden besluiten van 17 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het oprichten van appartementengebouwen op de percelen [locaties] te [plaats]. Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard, alsnog vrijstelling verleend ten behoeve van de bouwplannen en de besluiten van 17 oktober 2006 in stand gelaten. Bij uitspraak van 18 juni 2007, verzonden op 21 juni 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, de door appellanten daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 9 augustus 2007 hebben appellanten nadere stukken ingediend. Bij brief van 13 augustus 2007 heeft vergunninghoudster een nader stuk ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar appellanten, in de personen van [appellanten] en bijgestaan door mr. A.C. van Langen, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Spierdijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, en [gemachtigde], gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2.    Ingevolge het bestemmingsplan "Dishoek, 3e herziening" rust op de betrokken percelen de bestemming "Eengezinshuizen in open bebouwing en/of meergezinshuizen in twee lagen, met of zonder bijbehorende erven" (EO+M2). De bouwplannen voorzien in de bouw van appartementengebouwen in twee lagen. 2.3.    Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter, door te overwegen dat niet kan worden gezegd dat redelijke twijfel bestaat dat het door vergunninghoudster met de bouwplannen beoogde gebruik in strijd met de ter plaatse geldende bestemming zal zijn, heeft miskend dat vrijwel zeker is dat in strijd met die bestemming een derde bouwlaag zal worden gerealiseerd. 2.3.1.    De verwachting van appellanten dat vergunninghoudster een derde bouwlaag zal realiseren, heeft betrekking op bouwen en niet op gebruik. De appartementengebouwen met twee bouwlagen waarin de bouwplannen voorzien, kunnen, zonder dat een derde verdiepingsvloer wordt aangebracht, niet als een drielaags gebouw worden gebruikt. Reeds daarom heeft de voorzieningenrechter het betoog van appellanten dat het met de bouwplannen beoogde gebruik in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming terecht verworpen. Indien vergunninghoudster zonder bouwvergunning een derde bouwlaag realiseert, kunnen appellanten het college verzoeken daartegen handhavend op te treden. 2.4.    Appellanten betogen voorts tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de bouwvergunningen op basis van onvolledige gegevens en incomplete tekeningen zijn verleend. Het is in hoge mate aan het college om te beoordelen of voldoende gegevens en bescheiden zijn ingediend om een besluit over de aanvraag te kunnen nemen. Niet is gebleken dat het college in dit geval niet op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en bescheiden een besluit kon nemen. 2.5.    Appellanten betogen ten slotte dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat sprake is van een ontoelaatbare splitsing van de bouwplannen. 2.5.1.    Vergunninghoudster heeft bouwaanvragen ingediend voor het oprichten van appartementengebouwen in twee lagen en daar had het college op te beslissen. De enkele omstandigheid dat vergunninghoudster in de toekomst mogelijk, naar appellanten stellen, een bouwaanvraag zal indienen voor het realiseren van een derde bouwlaag, maakt niet dat sprake is van een ontoelaatbare splitsing als door appellanten bedoeld. Het betoog faalt dan ook. 2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7.    Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    bevestigt de aangevallen uitspraak; II.    wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk    w.g. Van Roessel Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2007 457.