
Jurisprudentie
BB2475
Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200609097/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200609097/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft appellant [wederpartij sub 1] onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 1 september 2005 het gebruik van een schuur op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te (laten) staken en gestaakt te (doen) houden, de illegaal uitgevoerde verbouwing van die schuur ongedaan te (laten) maken en deze in de oude staat te (laten) herstellen.
Uitspraak
200609097/1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak in de zaken nos. SBR 06/1280 en 06/1342 van de rechtbank Utrecht van 25 oktober 2006 in het geding tussen:
1. [wederpartij sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "2C Communications Consultancy B.V." gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft appellant [wederpartij sub 1] onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 1 september 2005 het gebruik van een schuur op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te (laten) staken en gestaakt te (doen) houden, de illegaal uitgevoerde verbouwing van die schuur ongedaan te (laten) maken en deze in de oude staat te (laten) herstellen.
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft appellant de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "2C Communications Consultancy B.V." (hierna: 2C Communications Consultancy B.V.) onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 1 september 2005 het gebruik van een schuur op het perceel te staken en gestaakt te houden.
Bij afzonderlijke besluiten van 27 februari 2006 heeft appellant onder herroeping van de aan [wederpartij sub 1] gerichte last tot het ongedaan maken van de aan de schuur uitgevoerde verbouwing en het herstel daarvan in de oude staat, de het tegen de onderscheidenlijke besluiten van 12 mei 2005 door [wederpartij sub 1] respectievelijk 2C Communications Consultancy B.V. gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 oktober 2006, verzonden op 7 november 2006, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) de tegen de besluiten van 27 februari 2006 ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissingen op bezwaar vernietigd en appellant gelast binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak opnieuw op de bezwaren te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 januari 2007 hebben [wederpartij sub 1] en 2C Communications Consultancy B.V. van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2007, waar als partijen zijn gehoord [wederpartij sub 1] en 2C Communications Consultancy B.V., beiden vertegenwoordigd door mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal.
2. Overwegingen
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de afzonderlijke besluiten van 27 februari 2006 vernietigd onder meer omdat - samengevat weergegeven - appellant in onvoldoende mate heeft onderzocht of handhavend optreden in dit geval in strijd zou komen met het gelijkheidsbeginsel. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen dit oordeel van de rechtbank.
2.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 19 oktober 2005, inzake no. 200501505/1, AB 2006, 59, vergt het gelijkheidsbeginsel een consistent en dus doordacht bestuursbeleid. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en derhalve een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in individuele vergelijkbare gevallen. Het bewaken van de consistentie van het eigen optreden is de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur.
Het voorgaande laat evenwel onverlet dat het op de weg ligt van degene die zich op het gelijkheidsbeginsel beroept om concrete gevallen te noemen waarin het bestuursorgaan zijns inziens anders heeft gehandeld dan in het zijne of zulks heeft nagelaten en voorts tot op zekere hoogte onderbouwt waarom die gevallen zijns inziens op relevante punten zodanig overeenkomen met het zijne dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
2.2.1. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen nu geen concrete aanwijzing bestaat dat binnen het plangebied vergelijkbare kantoren illegaal zijn gevestigd. [wederpartij sub 1] en 2C Communications Consultancy B.V. hebben ter adstructie van hun beroep op het gelijkheidsbeginsel gewezen op bestaande bedrijven aan de Zandweg en een uitdraai uit het openbare handelsregister overgelegd waarop alle aan die weg gevestigde - in totaal 150 - bedrijven staan vermeld. Zij hebben evenwel nagelaten aan te geven of in die gevallen sprake is van een vergelijkbare illegale situatie waarin handhavend optreden is uitgebleven. Aldus hebben [wederpartij sub 1] en 2C Communications Consultancy B.V. dat beroep onvoldoende onderbouwd zodat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, voor appellant, daargelaten de vraag of zijn motivering van de weerlegging van het beroep op het gelijkheidsbeginsel juist is, geen aanleiding bestond nader onderzoek daarnaar in te stellen.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. Nu de bij de aangevallen uitspraak uitgesproken vernietiging van de besluiten van 27 februari 2006 voor het overige niet is bestreden, dient die uitspraak met verbetering van de gronden waarop deze berust te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak met verbetering van de gronden waarop deze berust.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007
412