
Jurisprudentie
BB2446
Datum uitspraak2006-08-10
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 05/1596
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 05/1596
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij het bepalen van het premie-inkomen Waz is het bedrag aan "Winst uit onderneming" terecht verhoogd met het bedrag aan zelfstandigenaftrek.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/1596
Uitspraakdatum: 10 augustus 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde P. Nijp, werkzaam bij D.A.K. Administraties te Donkerbroek,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag ([nummer].W26) opgelegd op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz), berekend naar een premie-inkomen van € 20.860.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2005 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 september 2005, ontvangen bij de rechtbank op 16 september 2005, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2006 te Leeuwarden.
Eiseres is (aangetekend) schriftelijk uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn, maar eiseres noch haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Namens verweerder is verschenen E.D. Postma, werkzaam bij verweerder.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
2.1 Eiseres drijft tezamen met haar echtgenoot, [echtgenoot], en haar zoon, [zoon], een vennootschap onder firma genaamd [naam].
2.2 Eiseres heeft over het jaar 2002 aangifte gedaan naar een premie-inkomen arbeidsongeschiktheidsverzekering van € 14.724, waarbij door eiseres - als onderdeel van de ondernemersaftrek - zelfstandigenaftrek in aftrek is gebracht. De zelfstandigenaftrek was één van de onderwerpen van het door verweerder in november en december 2004 gehouden onderzoek bij het - hiervoor onder 2.1 bedoelde - administratiekantoor.
2.3 Verweerder heeft vervolgens aan eiseres over het jaar 2002 een aanslag Waz, gedagtekend 9 maart 2005, opgelegd berekend naar een premie-inkomen van € 20.860. In afwijking van desbetreffende aangifte van eiseres heeft verweerder hierbij de geclaimde zelfstandigenaftrek van € 5.486 niet als aftrekpost geaccepteerd, waardoor tevens de fiscale oudedagsreserve van € 650 is komen vrij te vallen. Bij de uitspraak op het bezwaarschrift, gedagtekend 15 augustus 2005, heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd.
3. Geschil
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of bij het bepalen van het premie-inkomen Waz het bedrag aan "Winst uit onderneming" terecht is verhoogd met het bedrag aan zelfstandigenaftrek van € 5.486. Eiseres heeft voorts een aantal formeelrechte-lijke grieven aangevoerd.
3.2 Eiseres is -kort samengevat- van mening dat:
- het premie-inkomen Waz niet mag worden verhoogd met het bedrag aan zelfstandigen-aftrek, omdat eiseres wel voldoet aan het wettelijk urencriterium en daardoor recht heeft op zelfstandigenaftrek;
- verweerder de hoorplicht heeft geschonden doordat eiseres niet op het bezwaarschrift is gehoord en verweerder bovendien niet binnen de wettelijke termijn van zes weken heeft beslist op het bezwaarschrift van eiseres;
- verweerder in strijd handelt met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel door de aangifte in 2001 wel te accepteren.
3.3 Verweerder bestrijdt de grieven van eiseres.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 72 Waz, zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, omvat het premie-inkomen het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar genoten winst uit onderneming, winst uit Nederlandse onderneming en zuivere inkomsten uit buiten dienstbetrekking verrichte tegenwoordige arbeid.
4.2 Onder winst uit onderneming wordt blijkens artikel 1, lid 1, onder g, Waz verstaan de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), vermeerderd met ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet.
4.3 Nu de zelfstandigenaftrek deel uitmaakt van de - onder 4.2 bedoelde - ondernemers-aftrek, heeft eiseres derhalve ten onrechte het bedrag van € 5.486 aan zelfstandigenaftrek in mindering gebracht. De stukken van het geding laten verder dan ook geen andere gevolgtrekking toe dan dat verweerder bij het vaststellen van de aanslag terecht een bedrag van € 20.860 aan winst uit onderneming in aanmerking heeft genomen (HR 27 januari 2006, nr. 41 793, gepubliceerd in onder meer BNB 2006, 137).
4.4 Ten aanzien van de overige grieven van eiseres overweegt de rechtbank als volgt.
4.5 Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) doet de inspecteur in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop. Vaststaat dat verweerder ruimschoots binnen deze termijn is gebleven.
4.6 Ten aanzien van de door eiseres gestelde schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat namens eiseres in het bezwaarschrift in dat verband is aangegeven dat "Van het recht om in deze gehoord te worden zullen cliënte en wij voorshands geen gebruik maken. Wanneer wij alsnog van dit recht gebruik wensen te maken, zullen wij dit alsdan schriftelijk laten weten.". Nu niet door eiseres is gesteld dat naderhand nog een dergelijk (schriftelijk) verzoek is gedaan, stond verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, niets in de weg om zonder eiseres te horen uitspraak te doen op het bezwaarschrift.
4.7 De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het vertrouwensbeginsel en/of het zorgvuldigheidsbeginsel niet heeft geschonden. Dat verweerder deze zelfstandigenaftrek in eerdere jaren wel in aftrek heeft toegelaten, doet hieraan niet af. Immers, verweerder heeft onweersproken gesteld dat de aangiften zonder nadere beoordeling zijn gevolgd, zodat een bewuste standpuntbepaling van verweerder - waaraan eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen zou kunnen ontlenen - naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijk is geworden. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat verweerder bij het opleggen van onderhavige aanslag heeft gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
4.8 Gelet op het bovenstaande dient het beroepschrift van eiseres ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 augustus 2006 door mr.dr. P. van der Wal, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.