Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2359

Datum uitspraak2007-08-24
Datum gepubliceerd2007-08-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5806 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Het verschuldigde griffierecht niet binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen.


Uitspraak

06/5806 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellante], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2006, 05/2554 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv) I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 30 januari 2007 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2007, waar appellante in persoon is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde mr. A.M. van den Hurk, advocaat te Amsterdam. Het Uwv heeft zich – met voorafgaand bericht – niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 30 januari 2007 berust hierop, dat het verschuldigde griffierecht eerst op 12 december 2006 is bijgeschreven op de rekening van de Raad en derhalve niet binnen de in de brief van 13 november 2006 gestelde termijn, welke eindigde op 11 december 2006, is ontvangen. In het verzetschrift heeft appellante aangegeven dat het griffierecht op 11 december 2006 van haar rekening is afgeschreven en dat de Postbank garandeert dat het bedrag, indien het voor 11 uur wordt gestort, op dezelfde datum zal worden bijgeschreven op de rekening van de begunstigde. Ter zitting heeft appellante nog aangegeven dat het haar veel moeite heeft gekost een bedrag van € 105,- bij elkaar te krijgen. De Raad is van oordeel dat appellante in verzet niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor het niet binnen de gestelde termijn door de Raad hebben ontvangen van het griffierecht. De Raad overweegt dat in de brief van 13 november 2006 duidelijk staat vermeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die brief dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel per kas dient te zijn voldaan. Dat appellante met het overmaken van het griffierecht heeft gewacht tot de laatste dag van de gestelde termijn dient voor rekening en risico van appellante te blijven. De vermeende garantie van de Postbank doet daaraan niets af. Ook de stelling dat het appellante veel moeite heeft gekost om het bedrag bij elkaar te krijgen leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2007. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. DK