Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2283

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers05/1463
Statusgepubliceerd


Indicatie

Huurrecht, gedogen schotelantenne? beperking vrije nieuwsgaring, beperking artikel 10 EVRM?


Uitspraak

Uitspraak: 1 augustus 2007 Rolnummer: 05/1463 Rolnr. rechtbank: 605212 CV EXPL 05/120 sector kanton, locatie Brielle HET GERECHTSHOF ’S-GRAVENHAGE, derde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van [DE HUURDER], wonende te [plaatsnaam], appellant, hierna te noemen: [de huurder], procureur: mr. M.K. de Menthon Bake, tegen STICHTING DE LEEUW VAN PUTTEN, gevestigd te [plaatsnaam], geïntimeerde, hierna te noemen: de Stichting, procureur: mr. W. Heemskerk. 1. Het geding Bij exploot van 27 september 2005 is [de huurder] in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle, tussen partijen gewezen vonnissen van 3 mei 2005 (hierna: het tussenvonnis) en van 28 juni 2005 (hierna: het eindvonnis). Bij memorie van grieven - met producties - heeft [de huurder] twee grieven aangevoerd, die door de Stichting bij memorie van antwoord - eveneens met een productie - zijn bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. 2. Beoordeling van het hoger beroep 2.1 Het gaat in deze zaak om het volgende: De Stichting verhuurt aan [de huurder] volgens huurovereenkomst van 22 mei 2003 de woning gelegen aan de [straatnaam + nummer] te [plaatsnaam] (hierna: de woning). In hoger beroep is niet langer in geschil dat op deze huurovereenkomst de algemene voorwaarden voor zelfstandige woonruimte van 26 maart 2002 van toepassing zijn. In artikel 13, lid 3, sub d van deze voorwaarden is bepaald dat het [de huurder] niet is toegestaan op of aan het gehuurde een schotelantenne te bevestigen of een zendmast te plaatsen. [de huurder] heeft niettemin zonder toestemming van de Stichting een schotelantenne (hierna: de schotelantenne) geplaatst en is niet bereid aan de sommatie van de Stichting tot verwijdering van deze schotelantenne gevolg te geven. 2.2 In dit geding vordert de Stichting – kort weergegeven – uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [de huurder] tot verwijdering van de schotelantenne onder een dwangsom, met buitengerechtelijke en proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen – met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten toegewezen. 2.3 [de huurder] heeft bij zijn verzet tegen de verwijdering van de schotelantenne een beroep gedaan op artikel 10 van het EVRM. Hij stelt zich op het standpunt dat het verbod tot het plaatsen van een schotelantenne in zijn geval niet verbindend is, omdat dit in casu zijn recht op vrije nieuwsgaring op een onaanvaardbare wijze beknot. De rechtbank heeft dit argument verworpen. Hierom gaat het in dit hoger beroep. 2.4 Bij de beoordeling van dit geschil komt het erop aan of de Stichting zich tegenover [de huurder] te goeder trouw kan beroepen op het in de algemene voorwaarden voorkomende verbod tot het bevestigen van schotelantennes op of aan het gehuurde. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien dat verbod – een contractuele beperking van de voor [de huurder] uit artikel 10 EVRM voortvloeiende vrijheid om via de schotelantenne via de ether verspreide “inlichtingen of denkbeelden” te ontvangen – voor [de huurder] niet onredelijk bezwarend is. Bij de beantwoording van de vraag dienen de wederzijdse belangen te worden afgewogen (HR 3 november 1989, NJ 1991, 168). 2.5 De Stichting heeft als haar belang naar voren gebracht dat door het aanbrengen van schotelantennes aan de buitenzijde van haar huurwoningen beschadiging van het gehuurde ontstaat en/of kan ontstaan. Voorts acht de Stichting het aanbrengen van de schotelantenne ontsierend en wenst zij geen precedenten. 2.6 Kern van het hoger beroep is dat [de huurder], anders dan de rechtbank heeft overwogen, de door hem gewenste zenders niet kan ontvangen via de kabel-tv (grief I) en dat hij geen toegang heeft tot digitale tv (grief II). Indien deze grieven zouden slagen dient het hof via de devolutieve werking de stellingen van de Stichting die de rechtbank onbesproken heeft gelaten, alsnog te bespreken. Dienaangaande geldt het volgende. De Stichting heeft aangevoerd dat zij een beleid voert dat gericht is op de verwijdering van de aan de door haar verhuurde woningen bevestigde schotelantennes. Uit hetgeen de Stichting opmerkt bij conclusie van repliek onder 7 maakt het hof echter op dat zij er geen bezwaar tegen heeft als er een schotelantenne binnen in de woning wordt geplaatst en gebruikt. De Stichting heeft daarbij gesteld dat die mogelijkheid bestaat via Canal Digital. [de huurder] heeft dat niet (voldoende) gemotiveerd betwist. Evenmin heeft [de huurder] (voldoende) gemotiveerd betwist dat hij op deze wijze de door hem gewenste zenders kan ontvangen. Het hof zal derhalve van de juistheid van de stellingen van de Stichting uit gaan. 2.7 Uitgaande van hetgeen onder 2.6 is overwogen dient te worden geoordeeld dat er een voldoende redelijk alternatief voor handen is voor [de huurder]. In eerste aanleg heeft [de huurder] tegen deze oplossing tegengeworpen dat hij de extra kosten niet kan dragen boven de kosten die al waren gemoeid met het aanbrengen van de litigieuze schotelantenne. Op dit punt heeft te gelden dat [de huurder] geen toestemming heeft gevraagd aan de Stichting voor het aanbrengen van de schotelantenne. Indien hij dat wel zou hebben gedaan, is het zeer waarschijnlijk – gelet op het beleid van de Stichting – dat hij die toestemming niet zou hebben gekregen. Hij zou zich dan de kosten voor de schotelantenne hebben kunnen besparen en in plaats daarvan een binnen schotelantenne hebben kunnen aanschaffen. Dat hij zich thans de binnen schotelantenne niet kan veroorloven is dus een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. 2.7 [de huurder] heeft voorts aangegeven dat de Stichting een aantal schotelantennes wel gedoogt. Hij heeft een en ander echter tegenover de stelling van de Stichting dat zij (i) eind 2003/ begin 2004 is begonnen alle huurders met een schotelantenne aan te schrijven met het dringend verzoek deze te verwijderen met een beroep op de algemene voorwaarden en (ii) in de omgeving van [de huurder] iedereen heeft aangeschreven onvoldoende geconcretiseerd. Zo heeft hij niet aangegeven welke adressen dit zou betreffen, hetgeen wel verwacht had mogen worden. Het hof zal derhalve aan een en ander voorbij gaan. 2.8 Hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat de vragen of [de huurder] de door hem gewenste zenders kan ontvangen via de kabel-tv en of digitale tv te duur is verder geen bespreking behoeven. Het hoger beroep faalt. 2.9 De grieven moeten worden verworpen. Nu het tussenvonnis geen te executeren beslissingen bevat, hebben partijen geen belang bij een beslissing ten aanzien van het tussenvonnis. Het eindvonnis dient te worden bekrachtigd. Het algemeen bewijsaanbod van [de huurder] dient als te vaag – nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen – dan wel niet terzake dienende – nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven – te worden gepasseerd. Nu [de huurder] in het ongelijk is gesteld bestaat aanleiding hem te veroordelen in de proceskosten. 3. Beslissing Het hof: bekrachtigt het eindvonnis waarvan beroep; veroordeelt [de huurder] in de kosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van de Stichting worden bepaald op € 244,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft. Dit arrest is gewezen door mrs. M.C.M. van Dijk, A.A. Schuering en Th. W.H.E. Schmitz en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2007 in aanwezigheid van de griffier.