
Jurisprudentie
BB2245
Datum uitspraak2007-06-27
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers816637 DX EXPL 06-2998
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers816637 DX EXPL 06-2998
Statusgepubliceerd
Indicatie
Effectenlease, artikel 1:88 BW, verjaring.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816637 DX EXPL 06-2998
Vonnis van: 27 juni 2007 (bij vervroeging)
F.no.: 582
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. M.J. Meijer,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 1 februari 2005, met producties, inhoudende de vorderingen van [eiser];
Bij akte van 14 juni 2005 heeft [eiser] verzocht deze zaak zo spoedig mogelijk weer op de rol te plaatsen. Dexia heeft verweer gevoerd tegen dat verzoek. Bij rolmededeling van 19 juli 2005 is beslist dat de zaak zou worden verwezen naar de rolzitting van 23 augustus 2005 voor conclusie van antwoord peremptoir aan de zijde van Dexia.
Daarop is ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 6 september 2005 is bepaald dat schriftelijk wordt voortgeprocedeerd.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser], met producties;
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 13 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW, waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van dupliek van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen. Labouchere is op haar beurt rechtsopvolgster van Legio-Lease B.V.
1.2. Op of omstreeks 4 juli 1997 heeft [partner van eiser] (hierna: [partner van eiser]) een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: lease-overeenkomst I) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst draagt de naam “WinstVerdubbelaar” en is aangegaan onder nummer 73042663. De overeengekomen totale lease-som bedraagt f. 36.827,95 waarvan f. 15.100,20 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom van de geleasede aandelen, aandelen ABN AMRO en KPN, bedraagt f. 21.727,75. De lease-overeenkomst is aangegaan voor 60 maanden. Van de hoofdsom diende f. 100,00 op of omstreeks de 59e maand te worden voldaan en het restant zou worden verrekend met de verkoopopbrengsten van de effecten. Deze overeenkomst werd op of omstreeks 4 juli 2002 met drie jaar verlengd op (nagenoeg) gelijkblijvende voorwaarden.
1.3. Op of omstreeks 27 april 2000 heeft [partner van eiser] een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: lease-overeenkomst II) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst draagt de naam “WinstVerDriedubbelaar” en is aangegaan onder nummer 74485886. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 23.625,93 waarvan € 4.097,52 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom van de geleasede aandelen effecten, aandelen effecten ABN AMRO, AHOLD en ING, bedraagt € 19.528,41. De lease-overeenkomst is aangegaan voor 36 maanden. Van de hoofdsom diende f. 100,00 op of omstreeks de 35e maand te worden voldaan en het restant zou worden verrekend met de verkoopopbrengsten van de effecten. Deze overeenkomst werd op of omstreeks 29 april 2003 met drie jaar verlengd op (nagenoeg) gelijkblijvende voorwaarden.
1.4. Op de lease-overeenkomsten I en II (hierna: de lease-overeenkomsten) zijn de Bijzondere voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
1.5. Bij brief van 5 november 2004 heeft [eiser] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten en Dexia gesommeerd binnen zeven dagen de betaalde termijnen terug te storten.
1.6. [eiser] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
2. Vorderingen [eiser]
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I te verklaren voor recht dat:
- de lease-overeenkomsten zijn te kwalificeren als overeenkomsten van koop op afbetaling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat op deze lease-overeenkomsten het bepaalde in de artt. 1:88 en 1:89 BW van toepassing is;
- de lease-overeenkomsten zijn vernietigd althans vernietigbaar zijn op grond van artikel 1:89 BW;
- de lease-overeenkomsten rechtsgeldig door [eiser] zijn vernietigd en dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens [eiser] en [partner van eiser] kan instellen uit hoofde van (vernietigde) lease-overeenkomsten;
II Dexia te veroordelen tot betaling, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] van het tot en met heden onverschuldigd door haar (de kantonrechter begrijpt: [partner van eiser]) aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum afboeking, tot de dag der algehele voldoening hiervan;
III Dexia te gebieden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan de Stichting Buro Kredietregistratie schriftelijk te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan op basis van genoemde overeenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat Dexia zou nalaten aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,00.
IV Dexia te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 250,00 te vermeerderen met BTW, als zijnde buitengerechtelijke incassokosten met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
3. Standpunten [eiser]
3.1. Volgens [eiser] dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW.
3.2. [eiser] stelt dat de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van haar toestemming als bedoeld in artikel 1:88 BW. Volgens [eiser] zijn de lease-overeenkomsten tijdig vernietigd, althans is tijdig een beroep gedaan op de nietigheid daarvan.
3.3. [eiser] meent dat de Wet op het consumentenkrediet op de onderhavige lease-overeenkomsten van toepassing is. Volgens [eiser] heeft Dexia niet zich niet gehouden aan de eisen zoals die in de WCK zijn gesteld en zijn de overeenkomsten ook hierom nietig.
3.4. [eiser] betwist dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser] en voert – kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als koop op afbetaling en dat [eiser] geen beroep toekomt op de artt. 1:88 en 1:89 BW. Subsidiar voert Dexia aan dat die toestemming ook anders dan schriftelijk kan worden gegegeven. Zij betwist overigens ook dat [eiser] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten met [partner van eiser] was gehuwd.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat het onderhavige beroep op vernietigbaarheid inmiddels is verjaard nu dit eerst bij brief van 5 november 2004 is gedaan. Dexia stelt zich op het standpunt dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment dat de niet-handelende echtgenoot bekend is of behoort te zijn met de lease-overeenkomsten. Volgens Dexia is het binnen Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk dat beleggingsbeslissingen zoals het aangaan van overeenkomsten van effectenlease, nu het om grote sommen geld gaat, met medeweten en instemming van beide partners worden genomen en dat uitgaande van een normale gezinssituatie niet is vol te houden dat [eiser] niet vanaf het begin van de looptijd van de lease-overeenkomsten van het bestaan hiervan op de hoogte was. Ook is volgens Dexia niet onwaarschijnlijk dat [partner van eiser] voorafgaand aan het sluiten van de lease-overeenkomsten met [eiser] heeft overlegd over het aangaan van de lease-overeenkomsten, wat een gebruikelijke gang van zaken is binnen een gezin. Dexia meent dat dit betekent dat [eiser] in ieder geval op 4 juli 1997 respectievelijk op 27 april 2000 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten.
4.3. Ten aanzien van de BKR-notering voert Dexia aan dat op de lease-overeenkomsten nimmer betalingsachterstanden zijn ontstaan. Aan het BKR is derhalve geen melding gedaan.
4.4. Dexia betwist dat zij wettelijke rente is verschuldigd vanaf de data dat de maandtermijnen zijn afgeboekt. Dexia meent dat eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van verzuim.
4.5. Dexia voert aan dat het beroep van [eiser] dat de lease-overeenkomsten in strijd zijn met de WCK te laat, pas bij conclusie van repliek, is gedaan en dat dit in strijd is met de goede procesorde. Het beroep is tevens niet nader onderbouwd. Voorts stelt Dexia dat [eiser] geen partij is bij de lease-overeenkomsten en derhalve op grond daarvan geen beroep op de nietigheid kan doen. Tenslotte voert Dexia aan dat de WCK niet de op de lease-overeenkomsten van toepassing is.
4.6. Dexia doet een beroep op artikel 6:278.
4.7. Tenslotte verzoekt Dexia uitdrukkelijk om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5. Beoordeling
5.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en sector van 27 april 2007 (LJN: BA3914) in het bijzonder naar de overwegingen onder 8.1. en 8.2. en welke overwegingen de kantonrechter overneemt en tot de hare maakt, wordt overwogen dat artikel 1:88 BW van toepassing is op de lease-overeenkomsten, dat door de echtgenoot van een afnemer daarvoor schriftelijk toestemming dient te worden verleend en dat het beroep op artikel 6:278 BW geen hout snijdt.
5.2. Nu niet vaststaat dat [eiser] en [partner van eiser] ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomsten waren gehuwd zal [eiser] in de gelegenheid worden gesteld dit aan te tonen door bijvoorbeeld een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie over te leggen.
5.3. Voor het geval komt vast te staan dat [eiser] met [partner van eiser] was gehuwd ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomsten wordt het volgende overwogen. Met betrekking tot het beroep op verjaring geldt dat het aan Dexia is om feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen waaruit blijkt dat en wanneer de echtgenoot die niet heeft meegetekend, bekend is geworden met de lease-overeenkomsten.
Nu de stellingen van Dexia met betrekking tot de Nederlandse gezinsverhoudingen in het algemeen zullen opgaan maar niet noodzakelijkerwijs in het geval van [eiser] en [partner van eiser], ligt het op de weg van [eiser] om nader te stellen en te onderbouwen wanneer en onder welke omstandigheden zij bekend is geworden met de lease-overeenkomsten. Voorenstaande is aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten bij welke gelegenheid partijen hun stellingen op dit punt nader zullen kunnen concretiseren.
5.4. Verder wordt overwogen dat de vordering van [eiser] onvoldoende is gespecificeerd. [eiser] en Dexia worden dan ook in de gelegenheid gesteld een specificatie te verstrekken van de door [partner van eiser] aan Dexia betaalde bedragen en eventueel door [partner van eiser] van Dexia ontvangen dividenden.
Strijd met WCK
5.5. [eiser] stelt dat de lease-overeenkomsten wegens strijd met de WCK nietig zijn. Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt.
5.6. Het antwoord op de vraag of de lease-overeenkomsten op grond van de WCK nietig zijn, kan in het midden blijven nu een bevestigend antwoord daarop niet kan leiden tot toewijzing van de vorderingen. [eiser] is immers geen partij bij de lease-overeenkomsten en kan dan ook op grond van de WCK geen aanspraak maken op terugbetaling van in het kader van de lease-overeenkomsten voldane betalingen.
6.1. De kantonrechter ziet aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. De hiervóór in rechtsoverweging 5.2., 5.3. en in 5.4. bedoelde gegevens en schriftelijke stukken, eventueel aangevuld met andere ter gelegenheid van de comparitie over te leggen stukken, dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de datum van de comparitie ter griffie te zijn ingediend - waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van het hierna te noemen e-mailadres - onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan (de gemachtigde van) de wederpartij.
6.2. Op de rolzitting over drie weken na heden zal een datum voor de comparitie worden bepaald, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest om tot uiterlijk twee werkdagen voor die zitting hun verhinderdata (in een periode van 2 tot 8 weken daaropvolgend) schriftelijk op te geven per fax (020-5411020), per post of per e-mail (Administratie.effectenleaseteam.amsterdam@rechtspraak.nl). Partijen dienen daarbij zittingsdatum en rolnummer te vermelden.
Indien een partij niet of niet tijdig haar verhinderdata opgeeft, zal haar - behoudens in geval van calamiteiten - na vaststelling van de zittingdatum geen uitstel meer worden verleend.
6.3. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van woensdag 18 juli 2007 te 10.00 uur voor dagbepaling verschijning van partijen;
II. wijst er op dat de verhinderdata kunnen worden opgegeven zoals hiervoor vermeld;
III. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2007, bij vervroeging, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter