Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2241

Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers07/1743
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bevel tot sluiting woning wegens ernstige overlast. Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Procedurenummer: AWB 07/1743 uitspraak van 31 juli 2007 van de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake het geding tussen [verzoeker], wonende te Leeuwarden, verzoeker, gemachtigde: mr. Mr. B. Klunder, advocate te Leeuwarden, en de burgemeester van Leeuwarden, verweerder, gemachtigde: F. Levering, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden. Procesverloop Bij besluit van 18 juni 2007 heeft verweerder met ingang van 1 augustus 2007 de sluiting bevolen van de woning aan de [adres] te Leeuwarden voor een periode van een jaar. Verzoeker heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoeker zich bij brief van 25 juli 2007 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is ter zitting behandeld op 30 juli 2007. Verzoeker is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde, bijgestaan door mevrouw Sipma, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden en de heer Tijtsma, waarnemend buurtagent. Motivering Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. In dat verband merkt de voorzieningenrechter op dat voor de beoordeling van de vraag of de gevraagde voorziening gelet op de betrokken belangen toewijsbaar is, (mede) bepalend is of de woningsluiting in bezwaar (in hoofdzaak) stand zal kunnen houden. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ingevolge art. 174a lid 1 van de Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning of een niet voor het publiek toegankelijk lokaal te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal de openbare orde rond de woning of het lokaal wordt verstoord. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting, waaronder informatie van het meldpunt overlast Leeuwarden, bestaande uit zowel meldingen van burgers als inlichtingen verschaft door het Drugs overlast team van de politie Midden Fryslân, blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam dat de woning, een appartement in een appartementcomplex, reeds lange tijd (in elk geval vanaf augustus 2006), regelmatig overdag en s’ nachts bezocht wordt door personen die zich bewegen in het drugscircuit (drusgverslaafden en/of drugsdealers) en dat deze ter plaatste drugs gebruiken en/of verhandelen en daarbij overlast veroorzaken. Ter zitting heeft buurtagent Tijtsma bevestigd dat binnen de politie algemeen bekend is dat de woning door drugsdealers en verslaafden wordt bezocht: de woning wordt beschouwd als een gebruikersruimte voor drugs. De overlast blijkt vooral te bestaan uit het plassen en overgeven op de galerijen en/of in de portiek, het achterlaten van rommel in en om het appartementencomplex, uit geluidsoverlast doordat bezoekers schreeuwen, ruzie maken, heen en weer lopen en luid vertrekken met auto/scooter, alsmede uit het aanbellen bij een ander appartement dan dat van verzoeker. Daarnaast is sprake geweest van vernielingen en pogingen tot diefstal in en om het appartementencomplex. Voorts blijkt uit de meldingen dat andere bewoners van het appartementencomplex zich geïntimideerd en bedreigd voelen door het gedrag van bezoekers aan verzoekers appartement. Uit het voortgaande kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden geconcludeerd dat de openbare orde rond de woning door gedragingen in die woning werd verstoord. De burgemeester was dan ook bevoegd art. 174 lid 1 van de Gemeentewet toe te passen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. Verzoeker wordt niet gevolgd in zijn opvatting dat hem een te korte periode zou zijn gegund om een einde te maken aan de overlast. In de brief van 21 mei 2007 is verzoeker door verweerder gewaarschuwd dat zijn woning gesloten kan worden als het komende half jaar nieuwe overlastgevallen vanuit zijn woningen worden gemeld. Als er derhalve sprake is van een nieuw geval van overlast, kan dit op zich aanleiding zijn om de woning te sluiten. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er overigens op, dat zij het niet aannemelijk acht dat als verzoeker wèl een termijn zou zijn gegund om de overlast te beëindigen, dit tot resultaat geleid zou hebben. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verzoeker de bestaande (overlast)problematiek voornamelijk denkt op te kunnen lossen door te verhuizen, dat op het huidige adres overlast veroorzakende bezoekers verzoeker -al dan niet met zijn toestemming- bezoeken, bij hem verblijven en van zijn appartement gebruik maken en dat verzoeker -onder meer vanwege bedreigingen- niet in staat is deze bezoekers te weren. Voorts constateert de voorzieningenrechter dat deze overlast al geruime tijd bestaat en thans nog voorduurt. Anders dan verzoeker meent, heeft verweerder zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning werd gevorderd door de ernst en de duur van de overlast (zoals blijkend uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting) en de omstandigheid dat ook geen ander minder ingrijpend middel voorhanden was om de overlast in voldoende mate te kunnen bestrijden. De voorzieningenrechter volgt verzoeker in dat kader niet in zijn betoog dat in dit geval slechts tot woningsluiting kon worden overgaan indien deze gepaard was gegaan met het aanbieden van andere woonruimte. In aanmerking genomen dat in en rond de woning van verzoeker criminele activiteiten hebben plaatsgevonden en verzoeker (mede) schuldig is aan de verstoring van de openbare orde, behoefde verweerder geen aanleiding te zien om andere woonruimte aan te bieden. Door verzoeker te wijzen op instanties die hem onder meer kunnen helpen bij het vinden van andere woonruimte dan wel tijdelijke opvang en bij zijn persoonlijke problematiek, heeft verweerder voldoende zorgvuldigheid jegens verzoeker betracht. Dat verzoeker hiervan geen gebruik wenste te maken is een omstandigheid die voor zijn risico komt. Overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij de afweging van de belangen ook niet voorbij gegaan kan worden aan het feit dat de inbreuk die het sluitingsbevel maakt op het woonrecht in het onderhavige geval minder groot is dan gebruikelijk, nu uit de stukken blijkt -daargelaten of de woning nog aangesloten is op nutsvoorzieningen- dat de woning is gestript en (nagenoeg) geen huisraad bevat. Uit het voorgaande volgt dat er redelijkerwijs geen reden is om aan te nemen dat de woningsluiting in bezwaar (in hoofdzaak) geen stand zal kunnen houden. Om die reden wordt het verzoek dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de proceskosten. Beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. E.M.. Visser, voorzieningenrechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2007 in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. w.g. B.M. van der Doef w.g. E.M. Visser Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.