Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2183

Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-08-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6439 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering vergoeding kosten deskundige, aangezien deze geen medisch deskundige is in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.


Uitspraak

05/6439 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2005, 05/1419 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 22 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2007. Namens appellante is mr. De Jonge verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede. II. OVERWEGINGEN Het hoger beroep is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat zij het Uwv kan volgen in zijn overweging in het besluit op bezwaar van 18 maart 2005, dat de kosten van de rapportage van mevrouw Verhage van Instituut Psychosofia, bij declaratie van 20 februari 2003 begroot op ad € 1.122,65, niet voor vergoeding op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in aanmerking komen, nu deze kosten niet betrekking hebben op een deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft deze overweging gemotiveerd door te verwijzen naar vaste jurisprudentie van deze Raad, waaronder een uitspraak van 14 oktober 2003, LJN: AN8064, waarin de Raad heeft geoordeeld dat kosten van rapportages van mevrouw Verhage van Instituut Psychosofia niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu zij niet als medisch deskundige kan worden aangemerkt. Namens appellante is in hoger beroep betoogd dat de jurisprudentie van deze Raad terzake nog niet is uitgekristalliseerd. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd treft geen doel. Niet in geschil is dat het hier gaat om een rapportage met een zogeheten blanco diagnosestelling. De Raad volstaat er thans mee te verwijzen naar zijn uitspraak van 15 mei 2007, LJN: BA5367, waarin de Raad heeft verwezen naar zijn uitspraken van 13 april 2005, LJN: AT4323, van 13 juli 2005, LJN: AT9828, en van 16 maart 2007, LJN: BA1360, BA1394, BA1460 en BA1751. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad komt een rapport van mevrouw Verhage van Instituut Psychosofia als het onderhavige niet voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking, nu dit geen rapport van een medisch deskundige zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht is noch daarmee is gelijk te stellen. De Raad concludeert dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de kosten van het onderhavige rapport van mevrouw Verhage van Instituut Psychosofia niet voor vergoeding in aanmerking komen. De aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, dient dan ook te worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2007. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) J. Verrips. DK