
Jurisprudentie
BB2137
Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701740/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701740/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij uitspraak van 17 mei 2006, in zaak no. 200506032/1, heeft de Afdeling beslist op het beroep van onder meer verzoeker tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 28 juni 2005 omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Kom Maarheeze", dat de gemeenteraad van Cranendonck bij zijn besluit van 23 november 2004 heeft vastgesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Uitspraak
200701740/1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 17 mei 2006, in zaak no. 200506032/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 17 mei 2006, in zaak no. 200506032/1, heeft de Afdeling beslist op het beroep van onder meer verzoeker tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 28 juni 2005 omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Kom Maarheeze", dat de gemeenteraad van Cranendonck bij zijn besluit van 23 november 2004 heeft vastgesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 18 februari 2007 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien en bij brieven van 10 maart 2007 en 13 juli 2007 heeft hij de gronden voor het verzoek aangevuld. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2007. Verzoeker is, met kennisgeving, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het middel biedt een partij derhalve niet de mogelijkheid argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen.
Het door verzoeker gestelde feit dat zijn perceel in het geheel de bestemming "Woondoeleinden (W1)" heeft, was de Afdeling vóór de uitspraak bekend.
Ook de door verzoeker gestelde feiten en omstandigheden met betrekking tot de motivering van de besluiten van de gemeenteraad en het college van gedeputeerde staten, en met betrekking tot zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel waren de Afdeling vóór de uitspraak bekend. De Afdeling is in de uitspraak ook ingegaan op deze feiten en omstandigheden.
Verzoeker heeft de feitelijke situatie met betrekking de groenstrook geschetst en hij heeft gesteld dat artikel 3.2.1. onder b, van de planvoorschriften ontbreekt in het dossier. Voorts heeft hij nog een aantal woningen aangewezen die ook dicht bij het medisch centrum staan.
Een aantal van deze feiten is eveneens aangevoerd in het kader van de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 17 mei 2006. Voor het overige waren de vermelde feiten en omstandigheden voor die uitspraak bij verzoeker bekend of konden deze redelijkerwijs bij hem bekend zijn.
2.3. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd omvat geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, voornoemd. Gelet hierop dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek om herziening af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. De Rooy
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2007
59-545.