Jurisprudentie
BB2113
Datum uitspraak2007-04-25
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700028-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700028-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, nu
- ten aanzien van één van deze feiten het opzet van verdachte niet was gericht op het van het leven beroven van of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
De rechtbank betrekt daarbij in haar oordeel dat het niet waarschijnlijk is dat verdachte op de koop toeneemt dat bij een frontale botsing ook hijzelf het leven zal verliezen c.q. zwaar lichamelijk letsel zal oplopen;
- ten aanzien van een ander tenlastegelegd feit geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn en verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700028-07
Datum uitspraak: 25 april 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze, Maastricht, Willem Alexanderweg 21.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto (met hoge snelheid) is ingereden op en/of aangereden tegen een personenauto waarin die [naam slachtoffer] als bestuurder was gezeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto (met hoge snelheid) is ingereden op en/of aangereden tegen een personenauto waarin die [naam slachtoffer] als bestuurder was gezeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2007 tot en met 10 januari 2007 te Turnhout, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto (merk/type Mitsubishi Canter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Autoverhuur VAG N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen vrachtauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel, te weten een niet aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehorende sleutel;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2007 in de gemeente Nuth, in elk geval in Nederland, een vrachtauto (merk/type Mitsubishi Canter) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, toen de aldaar dienstdoende [naam politie-agent] (aspirant van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 287 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 310 juncto artikel 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 416 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en/of vastgegrepen, althans vast had, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtenaar hem, verdachte, trachtte te geleiden.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde als volgt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit de stukken van het procesdossier blijkt dat de opzet van verdachte was gericht op het van het leven beroven van [naam slachtoffer] c.q. op het zwaar lichamelijk letsel toebrengen aan die [naam slachtoffer]. De rechtbank betrekt bij de beantwoording van de vraag of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood c.q. zware mishandeling van [naam slachtoffer], in zijn oordeelsvorming dat naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel op zal lopen, op de koop toe neemt. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft zich bij de politie en ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Nu zich geen bewijsmiddelen in het dossier bevinden voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting consistent verklaard dat hij zich niet met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door [naam politie-agent]. Daar [naam politie-agent] aspirant van politie is, zal de rechtbank aan zijn proces-verbaal minder bewijskracht ontlenen dan aan het proces-verbaal van een agent die de opleiding heeft voltooid. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde, nu dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard .
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 januari 2007 in de gemeente Nuth, een vrachtauto, merk/type Mitsubishi Canter, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die vrachtauto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, nu in de cabine van de vrachtauto een deel van het contactslot is aangetroffen en verdachte de auto dus alleen door manipulatie van het slot heeft kunnen starten.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit welk moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 2 subsidiair:
opzetheling
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 zal worden veroordeeld tot
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; en
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 (twee) jaren.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het beslag
De in beslag genomen jas dient aan de beslagene, verdachte, te worden teruggegeven, nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het in beslag genomen contactslot toebehoort aan de firma VAG NV. Het contactslot dient aan VAG NV te worden teruggegeven.
Van de in beslag genomen muts is thans niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Derhalve zal de rechtbank de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermeld strafbaar feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF WEKEN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt teruggave van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp: zwarte jas (CARHARTT), aan verdachte voornoemd;
- beveelt teruggave van het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
contactslot, aan VAG NV, [adres bedrijf];
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: bivakmuts;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.M. Schwillens, voorzitter, mr. M.E. Kramer en
mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier,
en terstond uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 25 april 2007, zijnde
mr. J.P.M. Schwillens buiten staat het vonnis mede te ondertekenen