
Jurisprudentie
BB2105
Datum uitspraak2007-05-23
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700548-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700548-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd die aansluit bij de verklaring van het slachtoffer. Niet is gebleken dat aan verdachte "woorden in de mond zijn gelegd" tijdens het politieverhoor.
Verdachte wordt veroordeeld wegens verkrachting.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700548-05
Datum uitspraak: 23 mei 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 11 mei 2005 tot en met 29 mei 2005 in de gemeente Maastricht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte zich (telkens) met die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes, slaapkamer heeft begeven en/of aldaar de deur van de kamer heeft dichtgedaan en/of een kast voor die deur heeft geschoven en/of die [naam slachtoffer] de kleren heeft uitgedaan ondanks het feit dat die [naam slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde en/of die [naam slachtoffer] op haar benen en/of armen, althans op haar lichaam heeft geslagen en/of haar achterover op een bed heeft geduwd en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, althans een situatie waarin die [naam slachtoffer] geen weerstand heeft kunnen bieden aan die binnendringing en/of die binnendringing niet heeft kunnen of weten te verhinderen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 11 mei 2005 tot en met 29 mei 2005 in de gemeente Maastricht met [naam slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij meermalen in de periode van 11 mei 2005 tot en met 29 mei 2005 in de gemeente Maastricht door feitelijkheden [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte zich met die [naam slachtoffer] naar zijn slaapkamer heeft begeven en aldaar de deur van de kamer heeft dichtgedaan en een kast voor die deur heeft geschoven en die [naam slachtoffer] de kleren heeft uitgedaan ondanks het feit dat die [naam slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde en haar achterover op een bed heeft geduwd.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de door de verdachte afgelegde bekennende verklaring niet betrouwbaar is, nu verdachte tijdens het verhoor dusdanig overstuur was dat hij op iedere vraag van de verbalisant alleen maar ‘ja’ heeft geantwoord.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De centrale kernbron voor hetgeen in de tenlastegelegde periode al dan niet is gebeurd wordt gevormd door de verklaringen van aangeefster aan politie en rechter-commissaris en door de bekennende verklaring van verdachte zelf.
Ter terechtzitting is de opsporingsambtenaar die betrokken was bij het verhoor van verdachte gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij gecertificeerd is in zedenzaken en zij heeft gesproken over de wijze van verhoor van personen die van zedenmisdrijven verdacht worden. Op grond van haar verklaring is niet gebleken dat aan verdachte woorden in de mond zijn gelegd. Verdachte heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd die aansluit bij de verklaring van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte betrouwbaar is en mede grondslag vormt voor de bewezenverklaring.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
primair
verkrachting, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de verdachte is door P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe, een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychologe een rapport, gedateerd 21 oktober 2006 opgemaakt, welk rapport vermeldt - zakelijk weergegeven - dat verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde - indien bewezen - sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie omtrent de toerekeningsvatbaarheid en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld met toepassing van het jeugdsanctierecht tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en geconcludeerd dat om die reden geen straf dient te worden opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en dat om die reden een geheel voorwaardelijke werkstraf meer passend is.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het voorlichtingsrapport van [naam werknemer reclassering] van Reclassering Nederland d.d. 13 februari 2006;
- het rapport d.d. 21 oktober 2006, opgemaakt door P.M.F. Brookhuis, GZ-psychologe.
De rechtbank overweegt dat de gedragsdeskundigen in hun rapporten allen hebben opgemerkt dat verdachte op een (veel) lager niveau functioneert dan verondersteld mag worden op basis van zijn kalenderleeftijd. De rechtbank heeft dit ook waargenomen op de terechtzitting. De rechtbank zal, gelet op de persoon van de verdachte, overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdsanctierecht toepassen, hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de feiten de leeftijd van 18 jaar al had bereikt.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam en adres slachtoffer] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] door de hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 10,00, terzake van de post zwangerschapstest.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding terzake kilometervergoeding niet zo eenvoudig van aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij [naam slachtoffer] door het hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 500,00.
Het overige deel van de vordering zal niet ontvankelijk worden verklaard.
Nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd, zal de vordering daarom tot het totaal-bedrag van € 510,00 worden toegewezen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen jeugddetentie zal worden toegepast;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
- beveelt dat de opgelegde taakstraf NIET zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer], te betalen een bedrag van EUR 510,00, vermeerderd met de wettelijke rente van 11 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van één dag, met dien verstande dat toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.L.J. Voogt, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. B. Damen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 23 mei 2007