Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2015

Datum uitspraak2007-07-17
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 07/00506
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan de betrokkene zijn twee sancties opgelegd ter zake van overschrijding van de maximumsnelheid. Namens de betrokkene is aangevoerd dat er sprake is van één gedraging dan wel een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor de betrokkene niet tweemaal kan worden gestraft. Tussen beide overtredingen zit 15 kilometer en zeven minuten. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van één feit. Artikel 2, eerste lid, WAHV sluit voorzieningen van strafrechtelijke aard uit. Geen reden tot matiging van de sanctie waarvan beroep.


Uitspraak

WAHV 07/00506 17 juli 2007 CJIB 09091273290 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Groningen van 18 december 2006 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonp[plaatsnaam]] voor wie als gemachtigde optreedt mr. A.J. Roos, advocaat te Leeuwarden. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de officier van justitie in het arrondissement Groningen genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 157,- opgelegd ter zake van "overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen, met 31 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 23 februari 2006 om 13.05 uur op de A7 in Leek met het voertuig met het kenteken [kenteken] 3.2. De betrokkene heeft niet ontkend dat de gedraging is verricht. Het beroep strekt er toe dat de gedraging is verricht onder omstandigheden welke het opleggen van een sanctie niet billijken dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigen. Daartoe heeft de gemachtigde van de betrokkene het volgende aangevoerd. De betrokkene reed op de betreffende dag van zijn woonplaats [plaatsnaam] over de N31 en de A7 naar Groningen en heeft daarbij de maximumsnelheid overschreden, omdat hij op tijd wilde komen voor een afspraak. De verbalisant heeft de betrokkene geverbaliseerd voor een tweetal snelheidsoverschrijdingen. De eerste vond plaats om 12.58 uur op de N31 en bedroeg 40 t/m 45 km/h. Daarvoor is de betrokkene inmiddels strafrechtelijk veroordeeld. De tweede overschrijding heeft geresulteerd in de onderhavige administratieve beschikking. Door de gescheiden behandeling van de twee zaken zou de betrokkene in zijn verdediging zijn geschaad. Met het oog op de toepassing van het beginsel "ne bis in idem" en het leerstuk van de voortgezette handeling hadden de beide zaken in één strafzaak in hun onderlinge samenhang beoordeeld dienen te worden. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat er sprake is van één gedraging, dan wel een voortgezette handeling, waarvoor de betrokkene niet tweemaal kan worden gestraft. Het betreft immers twee overtredingen met hetzelfde schuldverwijt, binnen korte tijd na elkaar begaan als gevolg van één en dezelfde gemoedstoestand gedurende dezelfde rit. Nu reeds een strafrechtelijke vervolging voor de eerste overtreding heeft plaatsgevonden, is het opleggen van een administratieve sanctie in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat de betreffende verbalisant misbruik van zijn bevoegdheden heeft gemaakt door de betrokkene niet direct na de eerste overtreding staande te houden, maar af te wachten of er nog meer overtredingen gepleegd zouden worden. 3.3. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in: "De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. de geijkte boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door bestuurder met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand te volgen. Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter : 160 km per uur. Snelheid volgens ijktabel : 156 km per uur. Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 151 km per uur. Toegestane snelheid : 120 km per uur. Overschrijding met : 31 km per uur." Meetafstand : 4000 m. Tussenafstand : 150 m. IJktabel boordsnelh.meter : 18-08-2005 3.4. Gelet op de - door de betrokkene niet bestreden - verklaring van de verbalisant, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. 3.5. Anders dan de gemachtigde is het hof van oordeel dat de onderhavige gedraging niet hetzelfde feit betreft als de vijftien kilometer en zeven minuten eerder op de N31 gepleegde snelheidsovertreding. Dit geldt te meer nu de betrokkene immers bij het verlaten van de N31 en het oprijden van A7 zich in een nieuwe verkeersituatie heeft begeven waar andere (snelheids)regels golden. Derhalve is hij na de overtreding op de N31 nadrukkelijk opnieuw in de gelegenheid geweest om zich aan de geldende maximumsnelheid te houden, hetgeen hij opnieuw heeft nagelaten. Dat er in dit geval "slechts" zeven minuten tussen beide feiten zit en dat er wellicht "causaal verband" tussen die feiten bestaat, in de zin dat de betrokkene haast had, maakt nog niet dat er sprake is van één feit. 3.6. Voor zover wordt aangevoerd dat sprake zou zijn van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht geldt, dat artikel 2, eerste lid, WAHV voorzieningen van strafrechtelijke aard uitsluit. Het hof ziet in hetgeen in dit verband is aangevoerd geen aanleiding tot matiging van de sanctie over te gaan. Immers, het motief om in dit geval bij herhaling snelheidsovertredingen te begaan, is gelegen in de wens om op tijd te komen voor een afspraak. Dat kan in geen geval de gevaarzetting die gelegen is in forse snelheidsovertredingen als de onderhavige rechtvaardigen of verontschuldigen. 3.7. De vraag of bij de eerdere snelheidsoverschrijding op de N31 staandehouding had dienen plaats te vinden hoeft in deze procedure niet te worden beantwoord nu ten aanzien van de onderhavige gedraging wel staandehouding heeft plaatsgevonden. Voor zover de gemachtigde van de betrokkene ingang wil doen vinden, dat bij eerdere staandehouding de onderhavige gedraging niet zou hebben plaatsgevonden lijkt dat op zijn minst onwaarschijnlijk, omdat de tijdsspanne waarbinnen de afspraak in dat geval nog gehaald zou kunnen worden aanmerkelijk zou zijn ingekort. 3.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de onderhavige sanctie terecht aan de betrokkene is opgelegd, terwijl er geen aanleiding bestaat om het bedrag van de sanctie te matigen. Derhalve zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 3.9. Het hof acht geen termen aanwezig om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter; wijst het verzoek van de betrokkene om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten af. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van De Ruijter als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.