
Jurisprudentie
BB1909
Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6190 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6190 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schatting WAO. Geschiktheid geselecteerde functies.
Uitspraak
06/6190 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 19 september 2006, 06/105 WAO (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.H.M. Pepers, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2007. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
Appellant was werkzaam als medewerker textielverzorging bij de Stichting [naam Stichting] te [vestigingsplaats] toen hij op 17 februari 2003 uitviel met nekklachten. Na verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling is hem bij besluit van 10 maart 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd omdat hij met op zijn belastbaarheid afgestemde functies een zodanig inkomen kon verwerven dat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 november 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 mei 2005 de medische onderbouwing van het besluit van 17 november 2004 onderschreven. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd omdat het berustte op een ontoereikende arbeidskundige onderbouwing. Appellant en het Uwv hebben in deze uitspraak berust. Na nieuw arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 8 december 2005 (bestreden besluit) de bezwaren van appellant wederom ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies niet kan vervullen omdat hij niet voldoet aan het vereiste opleidingsniveau. Bovendien beheerst hij het Nederlands slecht. Voorts vordert appellant vergoeding van proceskosten en schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit.
De Raad is van oordeel dat de voor appellant geselecteerde functies elektronicamonteur, inpakker en productiemedewerker textiel, qua belasting en vereist opleidingsniveau voor hem geschikt kunnen worden geacht. Appellant heeft blijkens het arbeidskundig rapport van 12 februari 2004 in Marokko de basisschool afgerond en nog drie jaren vervolgonderwijs gevolgd. Gelet daarop is zijn opleidingsniveau terecht op 2 gesteld. Naar blijkt uit de arbeidsmogelijkhedenlijst en het rapport van bezwaararbeidsdeskundige P.H.M. Dijks-Leentjens van 7 december 2005 is het voor de functies elektronicamonteur, inpakker en productiemedewerker vereiste opleidingsniveau 2. Appellant heeft dan ook een voldoende opleidingsniveau om deze eenvoudige functies te kunnen vervullen. Dat appellant het Nederlands onvoldoende beheerst om werkopdrachten te kunnen lezen acht de Raad niet aannemelijk, nu appellant reeds vanaf 1995 in Nederland werkzaam is geweest.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. Voor vergoeding van schade als door appellant verzocht is ingevolge artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het onderhavige geval dan ook geen plaats.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.R. van der Vos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.R. van der Vos.
JL