Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1782

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701245/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een opfokgeitenhouderij op het perceel [locatie a] te Ede. Dit besluit is op 11 januari 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200701245/1. Datum uitspraak: 15 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te Ede, en het college van burgemeester en wethouders van Ede, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een opfokgeitenhouderij op het perceel [locatie a] te Ede. Dit besluit is op 11 januari 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 februari 2007, bij de Raad van State op dezelfde dag per fax ingekomen, beroep ingesteld. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door H. van Laar, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellant voert, kort weergegeven, aan dat voor een deel van één van de percelen - te weten het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Ede, sectie […], nummer […] - waarop de bij het bestreden besluit vergunde veehouderij is gelegen reeds een vergunning voor een veehouderij van kracht is. Dit verdraagt zich niet met het systeem van de Wet milieubeheer, aldus appellant. 2.2.    Bij besluit van 10 september 1991 is aan appellant een Hinderwetvergunning verleend voor een veehouderij op het perceel [locatie b] te Ede, kadastraal bekend als gemeente Ede, sectie [..], nummer […] (thans nummer […]). Bij het thans bestreden besluit is vergunning verleend voor een inrichting op het perceel [locatie a] te Ede, kadastraal bekend als gemeente Ede, sectie […], nummers […] (gedeeltelijk) en […] (gedeeltelijk). 2.3.    Op de tekening die deel uitmaakt van de vergunning van 10 september 1991 is de grens van de inrichting niet aangegeven. Uit deze vergunning en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag blijkt echter dat de vergunning alleen betrekking heeft op de woning, de (op)stallen en de grond die daar direct omheen ligt. De vergunning heeft reeds hierom geen betrekking op het kadastrale perceel gemeente Ede, sectie […], nummer […] (thans nummer […]) voor zover dat uit weiland bestaat. Het ter zitting door appellant gestelde gebruik van dit weiland als paddock, als parkeerterrein en als oefenterrein voor dressuurproeven maakt deze conclusie niet anders, reeds omdat dit gebruik niet is vergund bij de vergunning van 10 september 1991. Gelet op het voorgaande, in combinatie met de tekening die deel uitmaakt van de bij het bestreden besluit verleende vergunning, blijkt dat de bij besluit van 10 september 1991 vergunde inrichting en de bij het bestreden besluit vergunde inrichting elkaar niet overlappen, zodat er ten aanzien van (een deel van) het kadastrale perceel gemeente Ede, sectie […], nummer […] geen twee vergunningen van kracht zijn. 2.4.    Het beroep is ongegrond. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond; Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Van der Zijpp Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007 262-493.