Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1688

Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0301455
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met het oog op de hiervoor [...] vermelde onderwerpen zal het hof de zaak naar de rol worden verwijzen voor een nadere memorie aan de zijde van appellanten. Het gaat hierbij om een korte, feitelijke en vooral concrete reactie op genoemde punten en niet om een nadere beschouwing. Dat geldt ook voor de antwoordmemorie van geïntimeerde. In de tot dusver gewisselde processtukken en in de daarbij overgelegde producties hebben partijen het hof inmiddels voldoende inzicht geboden in de omstandigheden die volgens hen tot het conflict hebben geleid. Gezien de aard van dat conflict, de op het eerste gezicht beperkte zakelijke belangen en de familieverhouding van partijen vraagt het hof zich overigens af of partijen niet meer gebaat zouden zijn met een andere vorm van geschillenbeslechting dan het verder doorvoeren van de onderhavige procedure. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.


Uitspraak

typ. CB rolnr. C0301455/HE ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, vijfde kamer, van 3 juli 2007, gewezen in de zaak van: 1. de vennootschap onder firma “APPELLANTE SUB 1” gevestigd te "vestigingsplaats", [gemeente], en haar vennoten 2. "APPELLANT SUB 2", 3. "APPELLANT SUB 3", beiden wonende te "woonplaats", appellanten, procureur: mr. H. Knotter tegen: "GEÏNTIMEERDE", wonende te "woonplaats", geïntimeerde, procureur: mr. N.A.H.J. Goyaerts, op het bij exploot van dagvaarding van 7 november 2003 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch tussen appellanten als eisers in conventie, verweerders in reconventie en geïntimeerde als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie onder zaaknummer 79898/HA ZA 02-763 gewezen vonnis van 29 oktober 2003. 1. De eerste aanleg Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 26 juni 2002, die zich bij de processtukken bevinden. 2. Het geding in hoger beroep Van het eindvonnis van 29 oktober 2003 zijn appellanten tijdig in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven hebben appellanten onder overlegging van één productie negen grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van deze memorie nader staat omschreven. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde onder overlegging van één productie de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht. 3. De grieven Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1 Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende. a) Appellanten houden zich bezig met de productie en verkoop van sierkaarsen. Appellante sub 3 is een dochter van geïntimeerde en van "haar echtgenoot" (overleden in 1989). Appellanten sub 2 en 3 zijn echtgenoten, en vennoten van appellante sub 1, de vof. b) "Echtgenoot van geïntimeerde" is tot 1975 in dienst geweest bij [bedrijf 1] (verder: [bedrijf 1]), waar hij zich bezig hield met het vervaardigen van reliëfkaarsen. In die periode heeft hij een aantal ontwerpen van 'oude meesters' waaronder 'de nachtwacht' gemaakt, bestemd om kaarsen volledig te omhullen. c) Moeder en dochter zijn samen vennoten geweest van de vof, vanaf 1999 met de schoonzoon/echtgenoot. Per [datum 1] is moeder uit de vof getreden. Partijen hebben in verband hiermee een vaststellingsovereenkomst gesloten (prod. 1 inl.dagv.). d) De onderneming van de vof werd aanvankelijk gedreven vanuit de naburige woonhuizen van partijen. De mallen voor de reliëfkaarsen lagen daar destijds op zolder opgeslagen. Tussen partijen zijn grote spanningen ontstaan. Moeder is naar elders verhuisd. De onderneming is in een bedrijfsruimte voortgezet. De mallen zijn daarheen overgebracht, met uitzondering van de mal van 'de nachtwacht' die bij een andere schoonzoon van moeder is ondergebracht. De vof heeft op deze mal beslag tot afgifte doen leggen. Hierbij gaat het om een siliconen-mal die de oorspronkelijke gipsen mal heeft vervangen. e) Tijdens de procedure in eerste aanleg is gebleken dat zich bij [bedrijf 1] nog een groot aantal mallen bevond en dat [bedrijf 1] zich op het standpunt stelde de auteursrechten op alle reliëfs te bezitten. Bij brief van [datum 2] is de overdracht van de mallen bevestigd en zijn eventueel bij [bedrijf 1] berustende auteursrechten aan de vof overgedragen (prod. 3 p.-v. comparitie van partijen). 4.2 In eerste aanleg hebben appellanten in conventie vorderingen ingesteld met betrekking tot de (eigendom van de) mal van 'de nachtwacht' en de rechten op de mallen van de 'oude meesters' In reconventie heeft geïntimeerde gevorderd, kort gezegd, opheffing van het beslag op de mal van 'de nachtwacht', afgifte van die mal en van de mallen van tien 'oude meesters' met dwangsom, schadevergoeding en een subsidiaire vordering tot betaling van een jaarlijkse gebruiksvergoeding. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen in conventie afge-wezen en de vorderingen in reconventie tot opheffing van het beslag en tot afgifte van de mallen op straffe van een (gematigde) dwangsom toegewezen. 4.3 In hoger beroep hebben appellanten hun vordering gewijzigd, zodat deze thans luidt: primair 1. een verklaring voor recht dat appellanten rechthebbenden zijn terzake de auteursrechten berustende op de mallen van de 'oude meesters'; 2. een verklaring voor recht dat de siliconen-mal van 'de nachtwacht' eigendom is van appellanten; subsidiair 3. een verklaring voor recht dat, voor het geval mocht worden geoordeeld dat geïntimeerde auteursrechthebbende is op de mallen van de 'oude meesters', appellanten exclusief gerechtigd zijn tot het gebruik voor onbepaalde tijd van genoemde mallen, zonder deswege aan geïntimeerde enige vergoeding verschuldigd te zijn of te zullen worden; primair en subsidiair 4. geïntimeerde te veroordelen te gehengen en te gedogen dat de mal van 'de nachtwacht' door de gerechtelijk bewaarder aan appellanten wordt afgegeven; 5. veroordeling in de proceskosten met inbegrip van de beslagkosten en met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de uitspraak. 4.4 In deze procedure gaat het gezien de over en weer ingestelde vorderingen (alleen) om de volgende elf mallen voor reliëfkaarsen en de rechten daarop, te weten 'de nachtwacht' en tien andere mallen die worden aangeduid met de benamingen: 1. de aardappeleters 2. het melkmeisje 3. vrolijke drinkers 4. rustende jagers 5. korenbinders 6. druivenoogst 7. meisje met kruik 8. Leutexpres 9. Emmaüsgangers 10. Sint Nicolaasavond. 4.5 Geïntimeerde stelt in haar memorie van antwoord (punt 3.1) voorop dat appellanten geen redelijk belang hebben bij hun vorderingen en dat deze alleen zijn ingegeven door de wens geïntimeerde te schaden. Zij wijst er in dit verband op dat er geen vraag is naar kaarsen met reliëfs van oude meesters en dat appellanten in hoger beroep eerst na lange tijd een memorie van grieven hebben genomen. Op dit verweer hebben appellanten nog niet kunnen reageren. Het hof zal hen daartoe in de gelegenheid stellen. 4.6 Door geïntimeerde is verder te kennen gegeven dat niet duidelijk is in hoeverre de vorderingen van appellanten zoals in hoger beroep gewijzigd en de stellingen die daaraan ten grondslag liggen, steeds betrekking hebben op alle hiervoor genoemde elf mallen (o.m. punt 3.10). Geïntimeerde heeft hiermee in zoverre gelijk dat in de memorie van grieven niet altijd zonder meer duidelijk is op welke mallen bepaalde stellingen precies betrekkingen hebben. Het hof gaat ervan uit dat in de onderdelen 1. en 3. van de gewijzigde vorderingen met de aanduiding 'oude meesters' wordt gedoeld op de elf hiervoor genoemde mallen, dat wil zeggen de tien mallen die destijds naar de vof zijn gegaan en die geïntimeerde nu (terug) wil hebben en de siliconen-mal van 'de nachtwacht' die in gerechtelijke bewaring berust. Het is evenwel niet voldoende zeker dat dit uitgangspunt juist is. Het hof zal appellanten in de gelegenheid stellen hierop in te gaan. 4.7 Appellanten lijken onderdeel 1. van hun gewijzigde vorderingen enerzijds te baseren op de stelling dat de auteursrechten op de (alle?) mallen bij "echtgenoot van geïntimeerde" berustten, door vererving op geïntimeerde zijn overgegaan, door haar in de vof zijn ingebracht en bij de vaststellingsovereenkomst per [datum 1] daarin zijn gebleven, en anderzijds op de stelling dat de auteursrechten van de (alle?) mallen bij [bedrijf 1] berustten en daar zijn blijven rusten totdat bij akte van [datum 2] overdracht plaatsvond. Uit hetgeen appellanten hierover naar voren brengen is niet zonder meer duidelijk of sprake is van een primaire en een subsidiaire grondslag, of dat appellanten de exacte grondslag van hun gestelde auteursrechten in het midden laten. Het hof zal appellanten in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten. 4.8 Appellanten baseren onderdeel 2. van hun gewijzigde vorderingen kennelijk op de stelling dat de siliconen-mal van 'de nachtwacht' is vervaardigd door de dochter ten behoeve van de vof en met materiaal van de vof. Geïntimeerde stelt zich op het standpunt dat de siliconen-mal destijds door "de echtgenoot van geïntimeerde" zelf is gegoten, voor zichzelf en met eigen materiaal. Volgens appellanten is het eigen standpunt veel logischer dan dat van geïntimeerde. Geïntimeerde is het daar niet mee eens. Het is niet zonder meer duidelijk op welke concrete feiten en omstandigheden appellanten zich in dit verband beroepen. Het hof zal hen in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten. 4.9 Met het oog op de hiervoor onder 4.5-8 vermelde onderwerpen zal het hof de zaak naar de rol worden verwijzen voor een nadere memorie aan de zijde van appellanten. Het gaat hierbij om een korte, feitelijke en vooral concrete reactie op genoemde punten en niet om een nadere beschouwing. Dat geldt ook voor de antwoordmemorie van geïntimeerde. In de tot dusver gewisselde processtukken en in de daarbij overgelegde producties hebben partijen het hof inmiddels voldoende inzicht geboden in de omstandigheden die volgens hen tot het conflict hebben geleid. Gezien de aard van dat conflict, de op het eerste gezicht beperkte zakelijke belangen en de familieverhouding van partijen vraagt het hof zich overigens af of partijen niet meer gebaat zouden zijn met een andere vorm van geschillenbeslechting dan het verder doorvoeren van de onderhavige procedure. 4.10 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 5. De beslissing Het hof: verwijst de zaak naar de rol van 24 juli 2007 voor een nadere memorie aan de zijde van appellanten met het hiervoor onder 4.9 aangegeven doel; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Feddes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 3 juli 2007.