Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1614

Datum uitspraak2007-07-18
Datum gepubliceerd2007-08-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersVI 5/06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing vordering tot achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling. Het hof is van oordeel dat gelet op het feit dat veroordeelde met betrekking tot de nieuwe strafbare feiten onherroepelijk is vrijgesproken, alsmede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal bij dit hof, er onvoldoende grondslag is om te bevelen dat vervroegde invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.


Uitspraak

VI-nummer: 5/06 Uitspraak: 18 juli 2007 Gerechtshof te Arnhem Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie. Het hof heeft te beslissen op de op 7 juli 2006 ingekomen vordering van de advocaat-generaal te Den Haag van 4 juli 2006, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van: [VEROORDEELDE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans gedetineerd in [verblijfplaats]. Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 4 juli 2007 gehoord de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling af te wijzen. Overwegingen Grondslag van de vordering De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij arrest van 2 juni 1998 van het gerechtshof te Den Haag en bij arrest van 8 februari 2002 van gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch opgelegde gevangenisstraffen van respectievelijk twaalf jaren en vier jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht. Ernstige misdraging Uit de stukken van het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het hof hierover het volgende gebleken. Veroordeelde is op 17 november 2004 aangehouden in verband met nieuwe strafbare feiten. Hij zou onder meer leiding hebben gegeven aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de handel in drugs. Blijkens het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage is veroordeelde op 3 maart 2006 wegens het leiding geven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Het gerechtshof ’s-Gravenhage, zitting houdende te Amsterdam, heeft veroordeelde op 12 april 2007 vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Hiertegen is door het openbaar ministerie beroep in cassatie ingesteld, doch dit is op 12 april 2007 door de advocaat-generaal ingetrokken. De vrijspraak is derhalve onherroepelijk geworden. Beoordeling van de vordering Het hof is van oordeel dat gelet op het feit dat veroordeelde met betrekking tot de nieuwe strafbare feiten onherroepelijk is vrijgesproken, alsmede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal bij dit hof, er onvoldoende grondslag is om te bevelen dat vervroegde invrijheidsstelling geheel of gedeeltelijk achterwege blijft. Op grond van het bovenstaande dient de vordering van de advocaat-generaal te worden afgewezen. Toegepaste wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING: Het hof: - Wijst de vordering van de advocaat-generaal te Den Haag af. Aldus gewezen door: mr H.G.W. Stikkelbroeck, voorzitter mrs P.C. Vegter en P.R. Wery, raadsheren in tegenwoordigheid van mr N.D. ten Elshof, griffier en op 18 juli 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.