Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1565

Datum uitspraak2007-08-10
Datum gepubliceerd2007-08-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3658 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schorsing WAO-uitkering. Betrokkene heeft niet langer recht op de hem toegekende WAO-uitkering, aangezien de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene op basis van zijn inkomen uit arbeid moet worden berekend op 8,4 %.


Uitspraak

05/3658 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B.] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 mei 2005, 05/108 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv ) Datum uitspraak: 10 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2007. Partijen zijn daar, het Uwv met bericht, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende. Evenals in beroep ligt thans in hoger beroep ter beantwoording de vraag voor of het Uwv bij besluit van 17 december 2004 (hierna: bestreden besluit), waarbij hij heeft gehandhaafd zijn besluit van 13 augustus 2004, terecht en op goede gronden met ingang van 1 september 2004 de betaling van de WAO-uitkering van appellant heeft geschorst. Het Uwv heeft daarbij aangegeven dat gegevens over de verdiensten van appellant niet overeenstemmen met de hoogte van zijn uitkering, die is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Raad beantwoordt die vraag evenals de rechtbank bij de aangevallen uitspraak bevestigend. De Raad onderschrijft de overwegingen die de rechtbank tot het oordeel hebben geleid dat het Uwv het gegronde vermoeden kon hebben dat appellant niet langer recht had op de hem toegekende WAO-uitkering, aangezien de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vanaf maart 2004 op basis van zijn inkomen uit arbeid moet worden berekend op 8,4 %. De grieven van appellant zijn niet gericht tegen de schorsing op zichzelf, maar betreffen veeleer de terugvordering van teveel ontvangen uitkering en de moeilijke financiƫle situatie van appellant. Deze punten vallen als zodanig buiten de omvang van dit geding. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2007. (get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen. (get.) A.C.W. Ris-van Huussen. DK