Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1523

Datum uitspraak2007-08-02
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2779 AW en 06/2781 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het systeem van zogeheten normfuncties als leraar in het voortgezet onderwijs houdt in dat de bezoldiging plaatsvindt overeenkomstig de salarisschaal van de normfunctie, waarin de betrokkene is aangesteld, ongeacht de feitelijk verrichte werkzaamheden.


Uitspraak

06/2779 AW en 06/2781 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B. ], (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 3 april 2006, 05/405 en 05/1226 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo (hierna: college) Datum uitspraak: 2 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft een nadere standpuntbepaling ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2007. Appellant is met voorbericht niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. van Dijk en drs. A. van der Werf, beiden werkzaam bij de gemeente Hengelo. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 1.1. Appellant is met ingang van 1 augustus 2001 aangesteld in vaste dienst als docent Duits bij de [naam school] en daarbij ingedeeld in schaal LB (salarisschaal 10). Bij besluit van 22 februari 2005 heeft het college de afwijzing van een verzoek van appellant van 3 juni 2004 om aangesteld te worden in een LD-functie (LD-schaal 12) in bezwaar gehandhaafd. Hiertegen is door appellant beroep ingesteld. Een soortgelijk verzoek van appellant om hem met ingang van 1 augustus 2001 in te schalen in schaal LD is door het college bij besluit van 15 juni 2005 eveneens afgewezen. Het hiertegen gerichte bezwaarschrift is met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank doorgezonden en als beroepschrift behandeld. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen ongegrond verklaard. 3. Door appellant is in hoger beroep aangevoerd dat voor de indeling in een salarisschaal de hem in een definitief vastgesteld lesrooster toegedeelde en dus feitelijk door hem verrichte werkzaamheden doorslaggevend zijn. Aangezien hij meer dan 50% werkzaamheden verricht in de eerstegraadssector, diende hij naar zijn mening te worden bezoldigd volgens schaal 12 (LD-functie). Ook heeft appellant zich beroepen op strijd met het gelijkheidsbeginsel, gelijk werk voor gelijk loon, aangezien hij dezelfde werkzaamheden verricht als andere leraren, die wel volgens schaal 12 worden bezoldigd. 4. De Raad overweegt naar aanleiding hiervan het volgende. 4.1. De Raad heeft omtrent het thans aan de orde zijnde punt van geschil reeds eerder uitspraak gedaan, bijvoorbeeld CRvB 1 december 2005, LJN AU7811. Daarin heeft de Raad geoordeeld dat het systeem van zogeheten normfuncties als leraar in het voortgezet onderwijs inhoudt dat de bezoldiging plaatsvindt overeenkomstig de salarisschaal van de normfunctie, waarin de betrokkene is aangesteld, ongeacht de feitelijk verrichte werkzaamheden. Ook heeft de Raad het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen; omdat de leraar, aangesteld in een LD-functie wel verplicht kan worden tenminste 50% op eerstegraadsniveau werkzaam te zijn en de leraar, aangesteld in een LB-functie niet, is geen sprake van gelijke gevallen. De Raad heeft dit oordeel herhaald in zijn uitspraak van 3 november 2006, LJN AZ2036. 4.2. De Raad ziet in hetgeen door appellant is aangevoerd geen reden om thans te komen tot een andersluidend oordeel dan reeds is gegeven in de onder 4.1. genoemde uitspraken en verwijst voor de motivering daarvan naar hetgeen in die uitspraken is overwogen. Dit betekent dat appellant, die was aangesteld in een normfunctie waaraan schaal 10 was verbonden (LB-functie), op juiste wijze bezoldigd werd in schaal 10 en geen aanspraak kon maken op bezoldiging in een hogere salarisschaal. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient derhalve te worden bevestigd. 5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover in hoger beroep aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K.J. Kraan en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J. Rentmeester als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2007. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) A.J. Rentmeester. HD 20.07