Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1518

Datum uitspraak2007-08-02
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1360 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het systeem van zogeheten normfuncties als leraar in het voortgezet onderwijs houdt in dat de bezoldiging plaatsvindt overeenkomstig de salarisschaal van de normfunctie, waarin de betrokkene is aangesteld, ongeacht de feitelijk verrichte werkzaamheden.


Uitspraak

06/1360 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [A. te B. ], (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 januari 2006, 05/1816 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het Bestuur van de Stichting Orchidee Scholengroep (hierna: bestuur) Datum uitspraak: 2 augustus 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft een rapport ingezonden dat op 20 maart 2006 is uitgebracht door dr. T.A.H. de Jong, functiewaarderingsdeskundige, en heeft voorts een nadere standpuntbepaling ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 juni 2007. Appellant, met voorbericht, en het bestuur zijn niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 1.1. Appellant is sinds 1991 aangesteld als leraar bij het onder het bestuur ressorterende Rietveld Lyceum te Doetinchem. Met ingang van 1 augustus 1998 is appellant ingedeeld in salarisschaal 10. Bij besluit van 29 april 2005 heeft het bestuur de afwijzing van een verzoek van appellant van 24 maart 2004 om ingeschaald te worden in een LD-functie (LD-schaal 12) in bezwaar gehandhaafd. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. 3. Door appellant is in hoger beroep aangevoerd dat voor de indeling in een salarisschaal de hem in een definitief vastgesteld lesrooster toegedeelde en dus feitelijk door hem verrichte werkzaamheden doorslaggevend zijn. Aangezien hij sinds oktober 1999 meer dan 50% werkzaamheden verricht in de eerstegraadssector, diende hij naar zijn mening reeds te worden bezoldigd volgens schaal 12 (LD-functie). Ook heeft appellant zich beroepen op strijd met het gelijkheidsbeginsel, gelijk werk voor gelijk loon, aangezien hij dezelfde werkzaamheden verricht als andere leraren, die wel volgens schaal 12 worden bezoldigd. 4. De Raad overweegt naar aanleiding hiervan het volgende. 4.1. De Raad heeft omtrent het thans aan de orde zijnde punt van geschil reeds eerder uitspraak gedaan, bijvoorbeeld CRvB 1 december 2005, LJN AU7811. Daarin heeft de Raad geoordeeld dat het systeem van zogeheten normfuncties als leraar in het voortgezet onderwijs inhoudt dat de bezoldiging plaatsvindt overeenkomstig de salarisschaal van de normfunctie, waarin de betrokkene is aangesteld, ongeacht de feitelijk verrichte werkzaamheden. Ook heeft de Raad het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen; omdat de leraar, aangesteld in een LD-functie wel verplicht kan worden tenminste 50% op eerstegraadsniveau werkzaam te zijn en de leraar, aangesteld in een LB-functie niet, is geen sprake van gelijke gevallen. De Raad heeft dit oordeel herhaald in zijn uitspraak van 3 november 2006, LJN AZ2036, en daarin ook aangegeven dat aan het in rubriek I vermelde rapport kan worden voorbijgegaan, omdat het op een onjuist uitgangspunt berust. 4.2. De Raad ziet in hetgeen door appellant is aangevoerd geen reden om thans te komen tot een andersluidend oordeel dan reeds is gegeven in de onder 4.1. genoemde uitspraken en verwijst voor de motivering daarvan naar hetgeen in die uitspraken is overwogen. Dit betekent dat appellant, die was aangesteld in een normfunctie waaraan schaal 10 was verbonden (LB-functie), op juiste wijze bezoldigd werd in schaal 10 en geen aanspraak kon maken op bezoldiging in een hogere salarisschaal. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd. 5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K.J. Kraan en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J. Rentmeester als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2007. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) A.J. Rentmeester. HD 20.07