Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1511

Datum uitspraak2007-08-09
Datum gepubliceerd2007-08-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0506-07 (rk)
Statusgepubliceerd


Indicatie

De raadsman van verdachte heeft ter onderbouwing van het standpunt dat de geschokte rechtsorde als grond van de voorlopige hechtenis is komen te vervallen ondermeer betoogd dat de Staat der Nederlanden - door verdachte in een beperkt beveiligde inrichting te plaatsen en vrijheden buiten de inrichting toe te kennen (hij heeft reeds een aantal verloven gehad) - de rechtsorde thans kennelijk niet meer ernstig geschokt acht. De advocaat-generaal heeft in raadkamer toegelicht dat de aan verdachte verleende verloven het gevolg zijn van de doorplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch te Veenhuizen. Verdachte is in voornoemde inrichting geplaatst, met toestemming van de officier van justitie te Leeuwarden. De advocaat-generaal heeft in raadkamer naar voren gebracht het niet eens te zijn met deze doorplaatsing en aangekondigd zich te beraden op eventueel te nemen stappen. Wat hier van zij, het enkele feit dat verdachte is geplaatst in een dergelijke inrichting doet naar het oordeel van het hof de grond voor de voorlopige hechtenis niet vervallen.


Uitspraak

Raadkamernummer: 0506-07 9 augustus 2007 GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Voorlopige hechtenis Blijkens verzoekschrift d.d. 27 juli 2007 is namens: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in de P.I. Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch BBI te Veenhuizen, verzocht zijn voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen. Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Overwegingen De voorlopige hechtenis van verdachte is gebaseerd op de grond dat hij wordt verdacht van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt. Verdachte wordt verdacht van verkrachting van een 13-jarig meisje, op 21 december 2006 bij Oostrum/Dokkum. Hij is op 22 december 2006 in verzekering gesteld en op 28 december 2006 in voorlopige hechtenis. Verdachte is op 19 april 2007 door de rechtbank te Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Verdachte heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In het verzoekschrift d.d. 27 juli 2007 heeft de raadsman namens verdachte betoogd dat de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven dan wel geschorst, omdat er geen grond (meer) aanwezig is waarop die voorlopige hechtenis kan worden gebaseerd. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat invrijheidstelling van de verdachte zal leiden tot verstoring van de openbare orde. Het hof stelt het volgende voorop. Gelet op de ernst van dit feit, de daaraan gegeven aandacht in de media mede in relatie tot de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en gelet op de relatief korte periode van ongeveer zeven maanden dat de verdachte is gedetineerd, is het hof van oordeel dat de zogenoemde 12-jaarsgrond nog steeds aanwezig is. Het hof acht het in strijd met de heersende rechtsovertuiging en voor de maatschappij onbegrijpelijk en onaanvaardbaar wanneer verdachte zijn (verdere) berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan dit oordeel niet in de weg staat. De raadsman van verdachte heeft ter nadere onderbouwing van zijn standpunt betoogd dat de Staat der Nederlanden - door verdachte in een beperkt beveiligde inrichting te plaatsen en vrijheden buiten de inrichting toe te kennen (hij heeft reeds een aantal verloven gehad) - de rechtsorde thans kennelijk niet meer ernstig geschokt acht. De advocaat-generaal heeft in raadkamer toegelicht dat de aan verdachte verleende verloven het gevolg zijn van de doorplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch te Veenhuizen. Verdachte is in voornoemde inrichting geplaatst, met toestemming van de officier van justitie te Leeuwarden. De advocaat-generaal heeft in raadkamer naar voren gebracht het niet eens te zijn met deze doorplaatsing en aangekondigd zich te beraden op eventueel te nemen stappen. Wat hier van zij, het enkele feit dat verdachte is geplaatst in een dergelijke inrichting doet naar het oordeel van het hof de grond voor de voorlopige hechtenis niet vervallen. Gelet op het voorgaande ziet hof geen reden het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen en zal derhalve het verzoek daartoe afwijzen. Daarnaast is het hof van oordeel dat het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis zwaarder dient te wegen dan de belangen van verdachte bij schorsing daarvan. Het hof zal derhalve het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens afwijzen. Beslissing Het gerechtshof: wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis. Aldus gewezen op 9 augustus 2007 door mr. R. Weenink als voorzitter en mrs. P. Koolschijn en T. Knoop, in tegenwoordigheid van M.J. Kuiper als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd. De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte. Leeuwarden, de advocaat-generaal,