
Jurisprudentie
BB1435
Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers264452, FA RK 06-2603
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers264452, FA RK 06-2603
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eenhoofdig gezag en omgang voor bepaalde tijd ontzegd i.v.m. veroordeling vader voor zedendelicten en bezit kinderporno.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Gezag en omgang
rekestnummer: FA RK 06-2603
zaaknummer: 264452
datum beschikking: 1 augustus 2007
BESCHIKKING op het op 27 april 2006 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats A.]
procureur: mr. T.G. Brown-Knip.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader]
de vader,
wonende te [woonplaats B.]
procureur: mr. Th. Meijer.
PROCEDURE
Bij beschikking van 20 november 2006 van deze rechtbank en kamer is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder is - voor zover hier van belang - de raad voor de kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag wat het belang van de minderjarige kinderen van partijen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
(NB: minderjarigen 3, 4 en 5 zijn op dezelfde datum geboren)
met zich brengt ten aanzien van het gezag, de omgang en de gewone verblijfplaats, en daarover te rapporteren en te adviseren. In afwachting van het rapport en advies van de raad is bepaald dat de minderjarigen voorlopig de gewone verblijfplaats zullen hebben bij de moeder. De behandeling van de verzoeken inzake het gezag, de omgang en de gewone verblijfplaats is, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, pro forma aangehouden tot 1 juni 2007.
De rechtbank heeft vervolgens ontvangen de brief d.d. 11 mei 2007 van de raad, met als bijlage het rapport en advies van de raad d.d. 7 mei 2007, kenmerk SK-1-8FDPF.
Op 11 juli 2007 is de behandeling van de zaak ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: beide partijen met hun procureurs. Namens de raad was aanwezig mevrouw Y. de Ruijter.
BEOORDELING
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Rapport en advies raad
In het rapport van 7 mei 2007 adviseert de raad de rechtbank allereerst om de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder te bepalen. Ter onderbouwing hiervan stelt de raad dat het vaststellen van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder door de vader niet wordt bestreden en in het belang van de minderjarigen kan worden geacht.
In de tweede plaats adviseert de raad om het verzoek van de moeder om haar alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten, nu de raad binnen het onderzoek geen gronden heeft gevonden die het toekennen van het eenhoofdig gezag aan de moeder rechtvaardigen. Hoewel de ouders niet met elkaar spreken en zij derhalve geen overleg voeren over aangelegenheden met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, onderneemt de vader in feitelijke zin geen stappen die de uitoefening van het gezag door de moeder in negatieve zin beïnvloeden, aldus de raad.
Ten slotte adviseert de raad om op dit moment geen omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen vast te stellen. De raad legt aan dit advies ten grondslag dat het thans vaststellen van een (begeleide) omgangsregeling in strijd is met zwaarwegende belangen van de minderjarigen, gelet op de afwezigheid van voldoende draagkracht bij de moeder, de complexe situatie waarin de minderjarigen zich bevinden, de persoonlijke omstandigheden van de vader en de mogelijke risico’s die de minderjarigen lopen - gelet op de omstandigheid dat de vader is veroordeeld voor zedendelicten en het in bezit hebben van kinderporno - in het contact met hem. Volgens de raad is het noodzakelijk dat de vader zijn behandeling bij de Waag, welke doorloopt tot november 2008, afrondt alvorens afgewogen kan worden of mogelijk contactherstel tot stand kan komen. In het contact met de raad heeft de vader immers de indruk gegeven zich onvoldoende de ernst van zijn delicten te realiseren, de situatie te bagatelliseren, onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en over onvoldoende empatisch vermogen ten aanzien van zijn slachtoffers te beschikken. Bij mogelijk contactherstel in de toekomst zal de veiligheid van de minderjarigen, gelet op de aard van de door de vader gepleegde delicten, gegarandeerd dienen te worden, reden waarom mogelijk hernieuwde contacten vooralsnog alleen begeleid kunnen plaatsvinden.
Het gezag
Ter terechtzitting heeft de moeder gesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken indien het gezamenlijk gezag over hen in stand blijft. Gelet op de omstandigheid dat de vader is veroordeeld voor zedendelicten en het in het bezit hebben van kinderporno, kan zij het geenszins opbrengen om met de vader overleg voeren over zaken die de minderjarigen aangaan. Zij zit vol emoties en kan het contact met de vader psychisch niet aan.
De vader heeft ter terechtzitting gesteld dat er - zoals ook blijkt uit het rapport van de raad - geen gronden bestaan die het toekennen van het eenhoofdig gezag aan de moeder rechtvaardigen. Zijn veroordeling wegens zedendelicten en het in bezit hebben van kinderporno dient geen gevolgen te hebben voor de beslissing ten aanzien van het gezag. Naar zijn mening dient het verzoek van de moeder tot het eenhoofdig gezag over de minderjarigen derhalve te worden afgewezen.
De rechtbank stelt voorop dat als wettelijk uitgangspunt geldt dat de ouders na echtscheiding het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Het gezag wordt in het belang van het kind uitsluitend aan één ouder toegekend indien er, bij voortduring van het gezamenlijk gezag, een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zal raken of dreigt te raken tussen de ouders.
Uit de stukken is gebleken dat de vader wegens zedendelicten en het in bezit hebben van kinderporno is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar (welke proeftijd loopt van 30 november 2006 tot 29 november 2008). Als bijzondere voorwaarde is gesteld dat de vader zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van hulpverlenende instellingen. De vader is van maart 2006 tot november 2006 gedetineerd geweest.
In beginsel brengt voornoemde veroordeling van de vader niet met zich mee dat de vader geen zeggenschap meer over de minderjarigen kan hebben. Van dit uitgangspunt zal slechts worden afgeweken bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden. In casu is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat de bepaling van het eenhoofdig gezag bij de moeder in de onderhavige zaak in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een goede onderlinge verstandhouding tussen de ouders die nodig is voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag geheel ontbreekt. Het vertrouwen van de moeder in de vader is fundamenteel beschadigd geraakt door de confrontatie met de feiten waarvoor de vader is veroordeeld. De moeder is hierdoor niet meer in staat op enigerlei wijze met de vader te communiceren. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking de omstandigheid dat de moeder de vijf minderjarigen, die (medische) problemen hebben, feitelijk opvoedt en verzorgt. Indien het gezamenlijk gezag gehandhaafd zal blijven, zal de moeder omtrent de opvoeding en verzorging van de minderjarigen met de vader in overleg moeten (blijven) treden. De gestelde ernstige spanningen die de moeder daardoor zal ondervinden, zullen een negatieve weerslag op de minderjarigen hebben. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders, indien zij het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Bovendien bestaat niet de verwachting dat hierin binnen een afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder derhalve toewijzen en haar belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.
Nu de rechtbank het verzoek van de moeder om haar uitsluitend met het gezag over de minderjarigen te belasten zal toewijzen, behoeft het subsidiaire verzoek van de moeder om de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij haar te bepalen geen bespreking meer.
De omgang
Ter terechtzitting heeft de vader gesteld dat hij zich niet kan vinden in het advies van de raad om op dit moment geen omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen. Gelet op de omstandigheid dat hij de minderjarigen al anderhalf jaar niet heeft gezien, is het naar zijn mening in het belang van de minderjarigen dat er - eventueel begeleide - omgang plaatsvindt. Bovendien heeft hij de minderjarigen nimmer iets aangedaan. De veiligheid van de minderjarigen is dan ook niet in het geding, aldus de vader. Ten slotte voert hij aan dat, hoewel hij begrip heeft voor de omstandigheid dat de moeder het contact met hem niet aan kan, deze omstandigheid geen grond biedt om hem het recht op omgang met de minderjarigen te ontzeggen.
De moeder heeft gesteld dat iedere mogelijkheid tot contact tussen de vader en de minderjarigen moet worden uitgesloten, gelet op de pedofiele geaardheid van de vader en op de risico’s die de minderjarigen hierdoor lopen in het contact met hem. Volgens haar heeft de vader zich in ieder geval grensoverschrijdend gedragen jegens de minderjarige [dochter 1]. Voorts vermoedt zij dat de vader zich eveneens grensoverschrijdend heeft gedragen ten opzichte van de minderjarige [minderjarige 3].
De rechtbank overweegt dat de vader, nu de moeder met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen zal worden belast, als niet-gezagsouder op grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek in beginsel recht heeft op omgang met de minderjarigen, tenzij sprake is van (één van) de in dat artikel opgesomde ontzeggingsgronden, welke gerelateerd zijn aan zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Een dergelijke ontzeggingsgrond doet zich onder meer voor indien de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen. In de onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dergelijke situatie. De rechtbank neemt hierbij in de eerste plaats in aanmerking de complexe situatie waarin de minderjarigen zich bevinden, de persoonlijke omstandigheden van de vader en de mogelijke risico’s die de minderjarigen - gelet op de aard van zijn veroordeling - lopen in het contact met hem. De rechtbank neemt voorts in aanmerking de omstandigheid dat bij de moeder geen draagkracht bestaat om mee te werken aan een omgangsregeling. De rechtbank acht aannemelijk dat de weerstand van de moeder tegen de omgang zal leiden tot spanningen van dien aard dat daarmee ook zwaarwegende belangen van de minderjarigen worden getroffen. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vader het recht op omgang met de minderjarigen ontzeggen, in elk geval voor de duur van zijn behandeling bij de Waag, te weten tot november 2008. Eerst nadat de vader is uitbehandeld, kan worden bezien of hernieuwd contact tussen de vader en de minderjarigen tot stand kan komen.
BESLISSING
De rechtbank:
- bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder, wonende te [adres], het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
- ontzegt de vader het recht op omgang met genoemde minderjarigen voor de duur van zijn behandeling bij de Waag, te weten tot november 2008.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, tevens kinderrechter, bijgestaan door
mr. J.M.A.L. de Backer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2007.