
Jurisprudentie
BB1390
Datum uitspraak2007-08-07
Datum gepubliceerd2007-08-08
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5311 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-08
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5311 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand: tot de niet noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend kosten met betrekking tot de betaling van een boete.
Uitspraak
06/5311 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[A. te B.] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 juli 2006, 06/372 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2007. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door P.C.M. van den Boom, werkzaam bij de gemeente Steenbergen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 24 maart 2005 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter voldoening van nog openstaande verkeersboetes. Deze aanvraag is bij besluit van 14 juni 2005 afgewezen.
Bij besluit van 8 december 2005 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 juni 2005 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 8 december 2005 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daarbij - in grote lijnen - de in beroep aangevoerde gronden herhaald.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Bij de beoordeling van aanvragen om bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) dient allereerst te worden vastgesteld of sprake is van noodzakelijke kosten.
In artikel 14, aanhef en onder b, van de WWB is bepaald dat in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend kosten met betrekking tot de betaling van een boete.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College - gezien het hiervoor aangehaalde artikel - op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat de in geding zijnde kosten niet zijn aan te merken als noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB.
Met de rechtbank en het College ziet de Raad voorts in hetgeen van de zijde van appellant is aangevoerd, geen zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB, zodat het College niet bevoegd was aan appellant ter zake bijzondere bijstand te verlenen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2007.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) P.E. Broekman.
JK/17072007