Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1223

Datum uitspraak2007-07-03
Datum gepubliceerd2007-08-08
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAwb 06/36104
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mvv-vereiste / hardheidsclausule / buitensporig formalisme
Eisers Marokkaanse vader woont al lang in Nederland en heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit. In 2001 laat hij zijn vrouw en vier kinderen overkomen naar Nederland. Omdat hun huwelijk in Nederland niet kan worden geregistreerd, vetrekken moeder en de vier kinderen weer naar Marokko. Ook eiser, die in 2002 in Nederland is geboren, gaat mee. In Marokko vragen en krijgen moeder en de vier kinderen een mvv. Voor eiser wordt geen mvv gevraagd, omdat hij op 20 november 2004 door zijn vader is erkend, en hij daardoor de Nederlandse nationaliteit zou hebben gekregen (zo is hen door de gemachtigde verteld). Terug in Nederland vragen moeder en de vijf kinderen een verblijfsvergunning regulier bij echtgenoot/vader. De aanvraag van moeder en de vier kinderen wordt ingewilligd, die van eiser niet, omdat hij geen mvv heeft. Dan blijkt ook dat de Rijkswet op het Nederlanderschap in april 2003 is gewijzigd, en dat erkenning door de Nederlandse vader niet langer verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door eiser tot gevolg heeft. Eiser is thans vijf jaar, en moet dus begeleid worden naar Marokko. Zijn vader heeft een vaste baan en zijn moeder is belast met de zorg voor (ten minste) een oudere broer van eiser, die zeven jaar en schoolgaand is. Ter zitting zegt verweerder dan nog dat “alleszins aannemelijk” is dat aan eiser een mvv zal worden afgegeven. Het onder die omstandigheden weigeren toepassing te geven aan 3.71,4 Vb 2000, en vasthouden aan het mvv-vereiste kenmerkt de rechtbank dan als buitensporig formalisme.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle sector bestuursrecht enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken regnr.: Awb 06/36104 UITSPRAAK inzake: [Eiser], geboren op [geboortedatum] 2002, van Marokkaanse nationaliteit, IND dossiernummer 8311.17.0034, gemachtigde: mr. M.I. Jap A Joe Blagrove, advocaat te Utrecht, eiser; tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. G.J. Douma, ambtenaar ten departemente, verweerder. 1 Procesverloop 1.1 Op 5 april 2005 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking ‘gezinshereniging bij ouder [ouder]’ ingediend. Bij besluit van 29 november 2005 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij brief van 13 december 2005 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 28 juni 2006 ongegrond verklaard. 1.2 Bij brief van 25 juli 2006 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 25 augustus 2006. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.3 Het beroep is ter zitting van 3 juli 2007 behandeld. Voor eiser is verschenen mr. R. Veerkamp, kantoorgenoot van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 Overwegingen 2.1 Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijken de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is geboren in Nederland. In oktober 2002 is hij met zijn moeder en zijn broers en zusters [broers en zusters] noodgedwongen teruggekeerd naar Marokko, omdat het huwelijk van zijn ouders niet in Nederland kon worden geregistreerd en zijn moeder en broers en zuster daarom geen rechtmatig verblijf in Nederland konden krijgen. Nadat het huwelijk van zijn ouders was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Harderwijk, heeft eisers moeder machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd en gekregen ten behoeve van haar en de hiervoor met name genoemde broers en zusters van eiser. Na terugkeer in Nederland werden aan moeder en de genoemde kinderen verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd verleend. De aanvraag ten behoeve van eiser werd afgewezen, omdat hij niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. 2.2 Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 kan worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Artikel 3.71, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bepaalt dat een dergelijke aanvraag in dat geval wordt afgewezen. Ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw 2000 en artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 is een aantal categorieën vreemdelingen vrijgesteld van het vereiste van het beschikken over een geldige mvv. Voorts kan verweerder, ingevolge het vierde lid van artikel 3.71 Vb 2000, het mvv-vereiste buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren de hardheidsclausule van artikel 3.71, vierde lid, Vb 2000 toe te passen. De wetgever heeft beoogd dat verweerder alleen in zeer bijzondere, individuele gevallen zal afzien van het tegenwerpen van het mvv-vereiste. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder om de hardheidsclausule toe te passen dient de rechtbank zich bij haar toetsing terughoudend op te stellen. Eiser heeft betoogd dat, op (naar later gebleken onjuist) advies van zijn gemachtigde, ten behoeve van hem geen mvv is gevraagd, omdat hij na erkenning door zijn vader op 20 september 2004 de Nederlandse nationaliteit zou hebben gekregen. Voorts heeft eiser betoogd dat terugkeer naar Marokko om een mvv te vragen op bezwaren stuit, omdat zijn vader een vast dienstverband in Nederland heeft en niet langer dan vier weken aaneengesloten verlof kan nemen, en zijn moeder hem niet kan vergezellen omdat zij ook de zorg heeft voor de andere (schoolgaande) kinderen. Eiser stelt daarom dat gelet op alle omstandigheden van het geval de weigering om de hardheidsclausule van artikel 3.71, vierde lid Vb 2000 toe te passen in strijd is met de redelijkheid. De rechtbank stelt vast dat de Rijkswet op het Nederlanderschap met ingang van 1 april 2003 is gewijzigd, waarbij onder meer is komen te vervallen de mogelijkheid het Nederlanderschap onmiddellijk te verkrijgen door erkenning. Hoewel het voor risico van eiser komt dat hij, dan wel zijn gemachtigde, daar niet van op de hoogte was, is dat wel een factor die de rechtbank bij haar oordeel betrekt. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank evenzeer dat eiser - gelet op zijn jonge leeftijd (vijf jaar) - bij tijdelijke terugkeer naar Marokko om een mvv te vragen, zal moeten worden vergezeld van een volwassene. Onweersproken is gebleven dat zijn vader en moeder daartoe niet in staat zijn, in elk geval niet indien dat verblijf in Marokko langer zou gaan duren dan enkele weken. Ter zitting heeft verweerder op dat punt verklaard dat alleszins aannemelijk is dat aan eiser een mvv zal worden afgegeven, en dat niet valt uit te sluiten dat een en ander in dit geval niet veel tijd in beslag hoeft te nemen. Harde toezeggingen heeft verweerder echter niet kunnen doen. Gelet op het voorgaande, en in het bijzonder in aanmerking genomen dat verweerder heeft verklaard dat “alleszins aannemelijk” is dat aan eiser een mvv zal worden afgegeven, ziet de rechtbank niet in welk redelijk doel er thans nog mee is gediend dat eiser zich naar Marokko begeeft om daar een mvv te vragen, in aanmerking genomen dat hij daarbij vergezeld moet worden door een volwassen en gelet op de (hoge) kosten en moeite die daarmee gepaard gaan. Het blijven stellen van die eis in dit geval kan dan ook niet anders worden gekenschetst dan als een buitensporig formalisme. Daaruit volgt dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren eiser met toepassing van artikel 3.71, vierde lid Vb 2000 vrij te stellen van het mvv-vereiste. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom gegrond. 2.5 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. 3 BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het besluit van 28 juni 2006; - bepaalt dat verweerder opnieuw besluit met inachtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,= onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank dient te voldoen. - gelast dat de Staat der Nederlanden aan eiser het griffierecht ad € 141,= vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, in tegenwoordigheid van H.J. Knol als griffier en in het openbaar uitgesproken op Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Afschrift verzonden: