Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1181

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-08-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers06/11240
Statusgepubliceerd


Indicatie

Parkeerbelasting. Door op verkeersbord slechts melding te maken van het gereduceerde € 0,10-uurtarief is de informatie weliswaar juist, maar niet volledig. Van een (potentiële) parkeerder kan niet worden gevergd dat hij actief en zelfstandig op zich correcte informatie nog eens toetst op volledigheid.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/11240 Uitspraakdatum: 11 juli 2007 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder. Zitting Bij het onderzoek ter zitting van 27 juni 2007 te Amsterdam zijn verschenen en gehoord verweerder bij diens gemachtigde A. Eiser is, hoewel op juiste wijze uitgenodigd, niet ter zitting verschenen. Geschilomschrijving In geschil is de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aan eiser opgelegde naheffings-aanslag parkeerbelasting. Gronden 1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn auto op 7 oktober 2006 heeft geparkeerd in de a-straat te Q en dat eiser geen parkeerbelasting heeft voldaan ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag om 19.37 uur. 2. Eiser is van mening dat doordat zijn auto op dat tijdstip stond geparkeerd naast een bord met het opschrift: “a-straat ma t/m za 9.00 – 16.00 uur tarief € 0.10 max. 1 uur” dit bord geen ruimte laat voor een andere interpretatie dan dat op zaterdag na 16.00 uur geen parkeerbelasting hoefde te worden voldaan. 3. Verweerder is van mening dat eiser na kennisneming van de tekst zoals aangebracht op in de a-straat aanwezige parkeerautomaten, had kunnen en moeten begrijpen dat van maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 24.00 uur voor het parkeren moet worden betaald en dat op dit uitgangspunt een uitzondering is gemaakt (zoals weergegeven op bovengenoemd bord) voor het parkeren tussen 09.00 uur tot 16.00 uur met in achtneming van een parkeerduur-beperking. Dit betekent dat gedurende het tijdvak 09.00 uur tot 16.00 uur gedurende maximaal één uur voor € 0,10 kan worden geparkeerd. Nu eiser na 16.00 uur maar vóór 24.00 uur zijn auto heeft geparkeerd, was volgens verweerder de reguliere parkeerbelasting verschuldigd. 4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. 5. De overheid is gehouden om bij het heffen van -belas-ting de (potentiële) belastingplichtige op heldere en eenduidige wijze te informeren, wanneer sprake is van een belastbaar feit. In het onderhavige geval kon eiser, gelet op de duidelijke en niet voor tweeërlei uitleg vatbare mededeling op bovengenoemd bord, naar het oordeel van de rechtbank, er in redelijkheid van uit gaan dat hij voor het parkeren tussen 09.00 uur en 16.00 parkeerbelasting verschuldigd was en derhalve buiten de op het bord genoemde tijden geen parkeerbelasting verschuldigd was. Anders dan verweerder meent was eiser niet gehouden - nu de mededeling op het bord eenduidig en voldoende duidelijk is - de juistheid dan wel de volledigheid van deze mededeling nader te toetsen, bijvoorbeeld aan de hand van informatie zoals aangebracht op in de straat aanwezige parkeerautomaten. 6. De rechtbank voegt hier aan toe dat, zo verweerder al moet worden gevolgd in de stelling dat het bord vragen oproept over de eventueel verschuldigde parkeerbelasting buiten de op het bord genoemde tijden (welke vragen eiser klaarblijkelijk had moeten beantwoorden aan de hand van door hem zelf te verzamelen gegevens op andere informatiedragers), dit niet kan leiden tot een ander oordeel. De informatie van de zijde van de belastingheffende overheid dient geen vragen of twijfel op te roepen, maar juist duidelijkheid te verschaffen. Deze informatie dient actief en zonder voorbehoud te worden verstrekt, hetgeen op eenvoudige wijze kan worden gerealiseerd door op het bord aan te geven dat tussen 9.00 uur en 24.00 uur voor parkeren moet worden betaald en dat tussen 9.00 uur en 16.00 uur een gereduceerd tarief geldt. Door slechts melding te maken van het gereduceerd tarief is de informatie weliswaar juist, maar niet volledig. Van een (potentiële) parkeerder kan niet worden gevergd dat hij actief en zelfstandig op zich correcte informatie over het tarief nog eens toetst op volledigheid. Niet valt uit te sluiten dat andere parkeerders, anders dan eiser, wel tot deze toets zijn overgegaan, bijvoorbeeld door naar een parkeerautomaat te lopen of door passanten of winkeliers om inlichtingen te vragen, maar de heffende overheid mag daar niet als vanzelfsprekend van uit gaan. De overheid dient zich daarentegen bewust te zijn van haar eigen verantwoordelijkheid en deze verantwoordelijkheid niet naar de burger te verschuiven. Belastingheffing kan niet plaatsvinden op basis van onduidelijke regel-geving. Indien en voor zover het bord al vragen oproept, had het de gemeente gepast om deze onduidelijkheid op te heffen in plaats van vast te houden aan de onderhavige naheffingsaanslag. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak van verweerder; - vernietigt de naheffingsaanslag; - gelast de gemeente Amsterdam het betaalde griffierecht van € 38 aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door dr mr A.M. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr J. de Jong, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.