Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1174

Datum uitspraak2007-07-24
Datum gepubliceerd2007-08-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/388
Statusgepubliceerd


Indicatie

Boswet. Onvoldoende gemotiveerd dat voor het kappen van bomen op de Grebbeliniedijk geen kapvergunning vereist is.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: 07/388 uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 24 juli 2007 inzake [eiser sub 1] (eiser sub 1), wonende te Amersfoort, [eiser sub 2] (eiser sub 2), wonende te Amersfoort, [eiseres sub 3] (eiseres sub 3), wonende te Amersfoort, eisers, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder. Inleiding 1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 december 2006, waarbij verweerder onder intrekking van de verleende kapvergunning heeft beslist dat zij aan een inhoudelijke behandeling van het bezwaar van eisers tegen het besluit van 11 juli 2006 niet toekomt, omdat zij de aanvraag voor een kapvergunning ten onrechte in behandeling heeft genomen. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder aan de provincie Utrecht een vergunning verleend voor het kappen van diverse bomen op de Grebbeliniedijk. 1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 10 juli 2007, waar eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in persoon zijn verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. T.P.Grünbauer, werkzaam bij de gemeente Amersfoort. Overwegingen Feiten 2.1 Zowel verweerder als de provincie Utrecht zijn eigenaar van een aantal min of meer solitair staande bomen die zich bevinden op en bij de Grebbeliniedijk te Amersfoort. Het waterschap heeft de eigenaren verzocht de bomen conform de Keur van het waterschap Vallei & Eem te verwijderen uit de kernzone van de waterkering. 2.2 Bij brief van 23 mei 2006 heeft ingenieursbureau Oranjewoud BV als gemachtigde van de gemeente Amersfoort, bij de gemeente Amersfoort een kapvergunning aangevraagd voor een aantal op een kaplijst vermelde bomen voor het project Groot Onderhoud Grebbeliniedijk te Amersfoort, met het verzoek de kapvergunning op naam te stellen van de provincie Utrecht. Voor een aantal zeer karakteristieke bomen is geen kapvergunning aangevraagd. 2.3 Verweerder heeft bij besluit van 11 juli 2006 de gevraagde kapvergunning verleend op grond van artikel 4.3.2. van de Algemene plaatselijke verordening op de grond dat de veiligheid van de waterkering gewaarborgd dient te blijven. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 december 2006 heeft verweerder de bezwaren gegrond verklaard, het eerder genomen besluit herroepen en de kapvergunning ingetrokken. 2.4 Op 5 juni 2007 hebben eisers bij deze rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (SBR 07/1464). Dit verzoek is in afwachting van de uitkomst van deze procedure niet verder behandeld. Standpunten van partijen 2.5 Eisers hebben in beroep - kort samengevat - aangevoerd dat de percelen niet zijn geregistreerd bij het Bosschap. Omdat niet is gebleken dat de betreffende houtopstanden deel uitmaken van de bosbouwonderneming gemeente Amersfoort vallen de houtopstanden naar hun mening niet onder de reikwijdte van artikel 4.3.2., tweede lid, aanhef en onder f, van de Algemene plaatselijke verordening Amersfoort 2006-II (hierna: APV Amersfoort). Het feit dat het beboste oppervlakte van het betreffende gebied lager is dan 60% doet vermoeden dat het hier geen bebost areaal betreft dat onderdeel uitmaakt van de bosbouwonderneming Amersfoort. Daarnaast is volgens eisers sprake van zelfstandige eenheden die kleiner zijn dan 10 are. De dijk wordt ter plaatse van de woonschepen door de gemeente als tuin verhuurd aan de afzonderlijke woonschippers. Hier geldt de uitzondering van artikel 4.3.2, tweede lid, aanhef en onder f, van de APV Amersfoort niet. Bovendien gaat het hier om tuinen die, gelet op artikel 1, vierde lid, aanhef en onder a, van de Boswet, niet onder de werking van de Boswet vallen. Hetzelfde geldt voor de dijk ter plaatse van de Jachtwerf Elzenaar. 2.6 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet bevoegd was om voor de kap van de bomen een kapvergunning af te geven. Bosbouwondernemingen hoeven geen vergunning bij burgemeester en wethouders te vragen voor buiten de bebouwde kom gelegen houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen van meer dan 10 are. Volgens verweerder gaat het in artikel 4.3.2, tweede lid, aanhef en onder f, van de APV Amersfoort om houtopstanden die deel uitmaken van een bosbouwonderneming die geregistreerd is. Niet de houtopstand moet geregistreerd zijn bij het Bosschap, maar de bosbouwonderneming. Volgens verweerder is sprake van een grotere houtopstand, aangezien de totale oppervlakte die de aanvraag omvat meer dan 10 are bedraagt. De privaatrechtelijke situatie is volgens verweerder niet van belang. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat niet voor 15 september 2007 met de kap van de bomen zal worden begonnen. Toepasselijk recht 2.7 Ingevolge artikel 15, derde lid, van de Boswet is de gemeenteraad niet gevoegd regels te stellen ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, welke deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan, en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, behoudens ter bewaring van houtopstanden als bedoeld in artikel 5, tweede lid. Ingevolge artikel 4.3.1. van de APV Amersfoort, eerste lid, aanhef en onder a, wordt onder houtopstand verstaan een of meer bomen. Ingevolge artikel 4.3.2. eerste lid, van de APV Amersfoort is het verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge artikel 4.3.2, tweede lid, aanhef en onder f, van de APV Amersfoort is dit verbod niet van toepassing voor een houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen. Beoordeling van het geschil 2.8 In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder op goede gronden heeft beslist dat voor het kappen van de bomen op de Grebbeliniedijk geen kapvergunning is vereist. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. 2.9 Vast staat dat verweerder een bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming is. Eveneens staat vast dat de te vellen bomen ten tijde van het bestreden besluit buiten de bebouwde kom van de gemeente Amersfoort waren gelegen. 2.10 Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar de in artikel 4.3.2., tweede lid, aanhef en onder f, van de APV Amersfoort genoemde uitzonderingsgrond, op het standpunt gesteld dat voor het kappen van de bomen geen kapvergunning is vereist en dat de aanvrager van de kapvergunning kan volstaan met het doen van een melding aan het Bosschap op grond van artikel 2 van de Boswet, welke melding inmiddels heeft plaatsgevonden. 2.11 De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen enkele juridische onderbouwing heeft gegeven voor de stelling dat voor de bepaling of op de in geding zijnde houdopstand(en) de Boswet van toepassing is, toereikend is dat de houtopstand(en) zich bevinden op het grondgebied van de gemeente - nu de gemeente is geregistreerd als bosbouwonderneming - zonder dat behoeft te worden aangegeven of bedoelde gronden behoren tot deze bosbouwonderneming. De rechtbank kan verweerder hier niet in volgen. Uit de Boswet en de daarop gebaseerde registratieverordening Bosschap volgt dat bosbouwondernemingen zich bezighouden met het uitoefenen van de bosbouw dan wel de houtteelt en dat in dat kader registratie dient plaats te vinden van de beboste oppervlakte. De systematiek van de Boswet is gericht op de instandhouding van het Nederlandse bosareaal. Naar het oordeel van de rechtbank ziet artikel 15, derde lid, van de Boswet op als tot de bosbouwonderneming behorende geregistreerde houtopstanden en niet op geregistreerde bosbouwondernemingen als zodanig. Dat de in artikel 4.3.2., tweede lid, aanhef en onder f, van de APV Amersfoort genoemde uitzonderingsgrond een andere strekking zou hebben en betrekking zou hebben op alle houtopstanden van een bosbouwonderneming is niet gebleken. Ook in laatstgenoemd artikel wordt immers gesproken van een houtopstand die deel uitmaakt van een als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming. De rechtbank is met eisers van oordeel dat verweerder met kaarten noch een aanduiding in percelen of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat de te vellen bomen behoren tot de bosbouwonderneming Amersfoort. Voorts heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de te vellen bomen aangemerkt kunnen worden als een zelfstandige houtopstand met een totale oppervlakte van meer dan 10 are. Anders dan verweerder stelt, maakt het enkele feit dat alle bomen op of bij de dijk staan, in het kader van de waterkeringtaak ongewenst zijn en in één en dezelfde aanvraag worden vermeld, de bomen nog niet tot een zelfstandige eenheid. Daarbij komt dat verweerder heeft nagelaten de omvang van de te vellen houtopstand nader te onderbouwen, zodat niet is komen vast te staan dat sprake is van een houtopstand die een grotere oppervlakte beslaat dan 10 are. Tenslotte hebben eisers gesteld dat de als tuin verhuurde stukken dijk en de delen van de dijk die van een particuliere eigenaar zijn (ter plaatse van de Jachtwerf Elzenaar) niet onder de werking van de Boswet vallen. Verweerder heeft ter zitting erkend dat in een dergelijk geval de Boswet niet van toepassing is, maar heeft nagelaten aan te geven op welke grond hij van oordeel is dat desondanks geen kapvergunning is vereist voor de bomen op de erven en in de tuinen. 2.12 Gelet op het bovenstaande berust het besluit op een onvoldoende motivering en is het onzorgvuldig voorbereid. Het besluit is om de genoemde reden dan ook strijdig met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit behoort dientengevolge te worden vernietigd. De rechtbank is niet gebleken van door eisers gemaakte kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank beslist als volgt. Beslissing De rechtbank Utrecht, recht doende, 3.1 verklaart het beroep gegrond, 3.2 vernietigt het bestreden besluit, 3.3 draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op eisers bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2006 te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, 3.4 bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 141,-- vergoedt, te betalen door de gemeente Amersfoort. Aldus vastgesteld door mr. D.A.J. Overdijk en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2007. De griffier: De rechter: mr. H.G. Molenaar mr. D.A.J. Overdijk Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA's-Gravenhage. Let wel Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.