
Jurisprudentie
BB1030
Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4379 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4379 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten op de WW-uitkering.
Uitspraak
06/4379 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 16 juni 2006, 05/291 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 augustus 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.U.J. Hopman, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2007. Appellante is -met bericht- niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Metus, werkzaam bij het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Bij besluit op bezwaar van 24 december 2004 heeft het Uwv gehandhaafd zijn beslissing van 26 oktober 2004, waarbij is beslist tot terugvordering van appellante van betaalde voorschotten op haar uitkering ingevolge de WW ten bedrage van € 6.996,71.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In dit geding is de vraag aan de orde of het Uwv terecht heeft beslist tot terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten op de WW-uitkering van appellante ten bedrage van € 6.996,71.
4.2. De Raad beantwoordt die vraag evenals de rechtbank bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. De grieven die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd kunnen niet slagen. Op basis van de voorhanden zijnde gedingstukken is de Raad van oordeel dat genoegzaam duidelijk is geworden dat appellante uitsluitend voorschotten heeft ontvangen. Er is dan ook geen sprake van een situatie waarbij met terugwerkende kracht recht op uitkering is herzien. Het beleid dat daarop betrekking heeft, kan reeds daarom niet van toepassing zijn. De Raad is tevens van oordeel dat het Uwv de hoogte van het terug te vorderen bedrag voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Nu door appellante geen andersluidende financiële gegevens zijn overgelegd kan het bedrag niet als onjuist worden aangemerkt.
5. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) M.D.F. de Moor.