Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0958

Datum uitspraak2007-07-16
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersCV 06-36083
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het betreft een incassovordering premies ziektekostenverzekering (basis- en aanvullende verzekering). Anders dan door verzekeraar is betoogd wordt o.g.v. de wetstekst en wetsgeschiedenis geoordeeld dat artikel 2.5.1 Zorgverzekeringswet (kort gezegd: de stilzwijgende aanvaarding van een aanbod tot het aangaan van een verzekeringsovereenkomst) niet geldt voor de aanvullende verzekering. In het onderhavige geval is geen aanvullende verzekering tot stand gekomen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM Kenmerk : CV 06-36083 Datum : 16 juli 2007 (bij vervroeging) 438 Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van: 1. de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ AGIS ZORGVERZEKERINGEN U.A. 2. de naamloze vennootschap AGIS AANVULLENDE VERZEKERINGEN N.V. sub. 1 gevestigd te Amersfoort, sub 2 gevestigd te Utrecht eisers tezamen nader te noemen Agis gemachtigde: [gemachtigde] t e g e n: [gedaagde] wonende te [woonplaats] gedaagde nader te noemen [gedaagde] procederende in persoon VERLOOP VAN DE PROCEDURE De volgende processtukken zijn ingediend: - de dagvaarding van 23 november 2006 inhoudende de vordering van Agis - het mondelinge antwoord van [gedaagde] waarvan aantekening is gemaakt. Vervolgens is bij tussenvonnis van 15 januari 2007 bepaald dat schriftelijk werd voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn nog ingediend: - het aanvullende schriftelijke antwoord van [gedaagde], met bewijsstukken; - de conclusie van repliek van Agis met bewijsstukken; - de conclusie van dupliek van [gedaagde], met bewijsstukken; - de akte van Agis houdende uitlating producties en vermindering van eis; - de akte van [gedaagde] waarin zij daarop reageert. Vervolgens is vonnis bepaald op heden. GRONDEN VAN DE BESLISSING Feiten 1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. [gedaagde] heeft sinds 1 juni 2002 een aanvullende ziektekostenverzekering bij Agis. 1.2. Agis heeft in een brief d.d. 2 december 2005 aan [gedaagde] een aanbod gedaan om met ingang van 1 januari 2006 ter verzekering van ziektekosten een basisverzekering aan te gaan en tevens om een aanvullende verzekering aan te gaan. Deze brief ging vergezeld van een polisblad waarop beide verzekeringen stonden vermeld. Tevens werd vermeld dat de nieuwe zorgverzekering per 1 januari 2006 zou ingaan en dat [gedaagde] tot 1 maart 2006 de gelegenheid had om te reageren indien zij het anders wilde regelen. 1.3. [gedaagde] heeft op deze brief niet gereageerd. 1.4. [gedaagde] heeft geen declaraties ingediend ten laste van de aanvullende verzekering. 1.5. [gedaagde] was ook voordien bij Agis verzekerd voor ziektekosten. Zij is de in 2004 verschuldigde premie ad € 54,70 per maand ook nadien blijven betalen, per periodieke overboeking. 1.6. Agis heeft aan [gedaagde] nota’s gezonden terzake van premie ziekenfonds en premie aanvullende verzekering. 1.7. Agis heeft de aanvullende verzekering omstreeks 9 juni 2006 opgezegd ingaande 1 juli 2006 wegens wanbetaling. Vordering 2. Agis vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 335,74 als premie ziektekosten-verzekering (€ 190,99 als premie basisverzekering over de periode 1 februari 2006 tot en met 31 mei 2006 en € 144,75 als premie aanvullende verzekering over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2006), en van € 89,25 als buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente wordt voorts gevorderd vanaf 29 januari 2006. Agis stelt - kort gezegd - dat [gedaagde] met eiseres sub 1 de basisverzekering en met eiseres sub 2 de aanvullende verzekering is aangegaan. Agis stelt dat [gedaagde] ondanks aanmaning in verzuim blijft om de daarvoor verschuldigde premies geheel te voldoen, reden waarom zij de vordering uit handen heeft gegeven. Bij akte heeft Agis de vordering verminderd met € 255,00 zijnde de no-claimkorting over 2006 waarmee zij een deel van de vordering heeft verrekend. Verweer 3. [gedaagde] verweert zich tegen deze vordering en voert - kort gezegd - aan dat zij (althans ingaande 2006) geen aanvullende verzekering bij Agis heeft afgesloten. Zij is van mening dat zij voldoende premie betaalt, mede gelet op de teruggave van de no-claimkorting. Beoordeling 4. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en weren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt. 5. Kern van het geschil tussen partijen vormt de vraag of [gedaagde] ingaande januari 2006 met Agis een overeenkomst betreffende een aanvullende verzekering voor ziektekosten is aangegaan. 6. De stellingen van Agis komen er op neer dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen omdat [gedaagde] het onder 1.1 bedoelde aanbod van 2 december 2005 stilzwijgend heeft geaccepteerd. Daarbij verwijst Agis naar een brochure van het ministerie van VWS waaruit volgens haar blijkt dat de wetgever uitdrukkelijk heeft gekozen voor een systeem waarbij de verzekerde automatisch kiest voor de door de verzekeraar aangeboden polis tenzij de verzekerde zelf mededeelt dat deze een andere verzekering en/of verzekeraar wenst. 7. Uit de stellingen van Agis en de overgelegde stukken volgt dat er (ook) ten aanzien van de aanvullende verzekering geen sprake was van een voortzetting van een bestaande overeenkomst, maar van een aanbod van Agis tot het aangaan van een nieuwe overeenkomst. Een overeenkomst komt in beginsel tot stand door aanvaarding daarvan, dat wil zeggen door een tot de aanbieder gerichte wilsverklaring. Een dergelijke wilsverklaring van [gedaagde] is gesteld noch gebleken. Kennelijk doet Agis een beroep op de uitzondering op dit beginsel zoals bepaald in artikel 2.5.1 lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet. Onderzocht moet worden of de betreffende bepalingen ook van toepassing zijn op de aanvullende verzekering. 8. Artikel 2.5.1. lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet bepaalt: ’In afwijking van artikel 217 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 41, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, is een verzekeringsplichtige die voor 16 december 2005 van zijn ziekenfonds of zijn ziektekostenverzekeraar een aanbod heeft ontvangen tot het sluiten van een zorgverzekering met een in dat aanbod aangewezen zorgverzekeraar, met ingang van 1 januari 2006 volgens de in dat aanbod aangeduide variant van de zorgverzekering bij die zorgverzekeraar verzekerd, tenzij hij degene die het aanbod deed voor die datum heeft laten weten het aanbod te verwerpen.’ 9. Bovenbedoelde bepaling heeft uitsluitend betrekking op een aanbod tot het sluiten van een zorgverzekering. Artikel 1 onder i van genoemde wet bepaalt dat in hoofdstuk 2 van die wet wordt verstaan onder ‘zorgverzekering’: ’de verzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet’. 10. Artikel 1 onder d. Zorgverzekeringswet bepaalt dat wordt verstaan onder ‘zorgverzekering’: ’een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan’. 11. Artikel 2.5.1. lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet heeft derhalve slechts betrekking op de verzekering waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens de Zorgverzekeringswet bepaalde niet te boven gaan. In de Memorie van Toelichting Zorgverzekeringswet (TK 2003–2004, 29 763, nr. 3 p. 44) wordt onder het kopje ‘De aanvullende verzekering’ opgemerkt: ’Bovenop het verzekeringspakket van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ kan de verzekerde een aanvullende verzekeringsovereenkomst sluiten. In zo’n aanvullende verzekering zitten alleen die voorzieningen waarvan de regering vindt dat die voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf kunnen komen. Of dergelijke voorzieningen vervolgens via een afzonderlijke aanvullende verzekering verzekerd worden, rekent de regering niet tot haar verantwoordelijkheid.’ Daaruit kan slechts worden geconcludeerd dat de bepalingen van de Zorgverzekeringswet c.a. geen betrekking hebben op de aanvullende verzekering. 12. Tenslotte wordt in de Nota van Wijziging waarbij artikel 2.5.1. lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in haar huidige vorm werd voorgesteld (TK 2004–2005, 30 124, nr. 10 p. 7) bij de toelichting onder het kopje ‘Algemene opmerkingen’ het volgende opgemerkt: ’Zoals in de parlementaire behandeling van de Zvw al vele malen aan de orde is gesteld, staan de Europese richtlijnen schadeverzekeringen er aan in de weg, regels te stellen over aanvullende ziektekostenverzekeringen. Dat betekent dat in voorliggend artikel niet kan worden geregeld, dat zorgverzekeraars verplicht zijn hun huidige verzekerden voor zover zij ten opzichte van het Zfw-pakket aanvullend verzekerd zijn, een non-select aanbod tot een de zorgverzekering aanvullende ziektekostenverzekering te doen (of verplicht zijn een reeds bestaande, afzonderlijke aanvullende verzekering door te laten lopen). En ook kan niet geregeld worden dat een aanbod voor een aanvullende verzekering waarop niet voor 1 januari 2006 gereageerd is, van rechtswege aanvaard is.’ Daaruit kan slechts worden geconcludeerd dat een bepaling met de strekking dat een aanbod tot het aangaan van een aanvullende verzekering bij stilzitten van rechtswege wordt aanvaard volgens de wetgever in strijd met toepasselijke Europese richtlijnen zou zijn. 13. Uit bovenbedoelde bepalingen en toelichtingen, in samenhang bezien, volgt derhalve dat met de ‘zorgverzekering’ als bedoeld in artikel 2.5.1. lid 1 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet uitsluitend de basisverzekering wordt bedoeld, en niet de aanvullende verzekering. Genoemde bepaling vormt een uitzondering op de algemene regel dat overeenkomsten slechts tot stand komen door een wilsverklaring. Uitzonderingen behoren naar hun aard niet te worden toegepast buiten het gebied waarvoor zij zijn bedoeld. Zelfs in het geval de toepasselijke Europese richtlijnen daarvoor ruimte zouden bieden is er voor een analoge toepassing van die bepaling op de aanvullende verzekering geen plaats. 14. Uit het voorgaande volgt dat de door Agis (mede) aan haar vordering ten grondslag gelegde overeenkomst voor een aanvullende verzekering niet tot stand is gekomen. [gedaagde] is derhalve slechts de premie voor de basisverzekering verschuldigd geworden. Over de periode waarop de vordering van die premie betrekking heeft (1 februari 2006 tot en met 31 mei 2006) is daarvan volgens de dagvaarding onbetaald gebleven € 190,99. [gedaagde] heeft dit niet betwist, zodat van de juistheid van dat bedrag wordt uitgegaan. Nu Agis die vordering vervolgens heeft verrekend met het aan [gedaagde] toekomende bedrag van € 255,00 terzake van de no-claimkorting over 2006 is die vordering (inclusief de wettelijke rente) inmiddels voldaan. 15. Uit het voorgaande volgt dat de vordering welke Agis uit handen heeft gegeven voor een belangrijk deel onjuist was en dat de enkele sommatiebrieven van haar gemachtigde onjuiste informatie bevatten. De vordering betreffende buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen omdat die kosten niet redelijk zijn gemaakt en derhalve voor rekening van Agis dienen te blijven. 16. Dat betekent dat de vordering van Agis wordt afgewezen. 17. Gelet op de afloop van het geding en de daarin gebleken omstandigheden zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. . BESLISSING De kantonrechter: I. wijst de vordering af; II. compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt. Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter