
Jurisprudentie
BB0915
Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/793
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/793
Statusgepubliceerd
Indicatie
"De Voorwaarts" Apeldoorn: Bij uitspraak van de rechtbank van 31 juli 2007 (reg.nr.: 06/840) is de door b & w van Apeldoorn verleende vrijstelling van het bestemmingsplan voor reconstructie van de Zutphensestraat, Laan van Erica en Laan van Osseveld vernietigd. Uit aan het besluit ten grondslag gelegde rapportage met betrekking tot de luchtkwaliteit is af te leiden dat de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) zowel zonder als met de ontwikkeling van "De Voorwaarts" wordt overschreden. Verder is uit de rapportage af te leiden dat de ontwikkeling van "De Voorwaarts" op diverse meetpunten zal leiden tot een toename van de jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes van 0,1 (op sommige meetpunten 0,2) microgram per m3, ten opzichte van de situatie zonder de ontwikkeling van "De Voorwaarts". Daarom kan niet gezegd worden dat de concentratie in de buitenlucht van zwevende deeltjes als gevolg van de ontwikkeling van "De Voorwaarts", waarvan de wegreconstructie onlosmakelijk onderdeel vormt, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft als vereist op grond van artikel 7 lid 3a van het Besluit luchtkwaliteit 2005. In verband hiermee is de vergunning voor de uitsluitend met het oog op de wegreconstructie noodzakelijke bomenkap eveneens vernietigd (reg.nrs.: 06/491 en 06/564).
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: 06/793
Uitspraak in het geding tussen:
1. Nieuwe Steen Investments N.V.
2. NSI Volumineuze Detailhandel B.V.
te Hoorn,
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 17 februari 2006.
2. Feiten en procesverloop
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan de gemeente Apeldoorn vrijstelling op de voet van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend voor het bouwrijp maken van gronden ter realisering van een Omnisportcentrum (hierna: het centrum) en de aanleg van een (onoverdekte) schaats- en skeelerbaan op het perceel, plaatselijk bekend “De Voorwaarts” te Apeldoorn. Het bouwrijp maken bestaat uit het leggen van kabels, leidingen, riolering, het aanbrengen van puinverharding voor de bouwplaats, het aanleggen van de bouwstraten en de plaatsing van hekwerken.
Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Namens eisers heeft mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam, bij brief van 29 maart 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 5 september 2006, waar eisers niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Groeneveld en M.G.J. Beimer, ambtenaren van de gemeente. Namens de gemeente Apeldoorn is G.J.M. Gilissen verschenen.
Het onderzoek is na sluiting heropend. Partijen hebben nog nadere stukken in het geding gebracht.
Het beroep is na verwijzing naar een meervoudige kamer nader behandeld ter zitting van 13 juli 2007, waar namens eisers is verschenen mr. Van Driel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door Groeneveld en Beimer, alsmede door C.J. Valk, werkzaam bij raadgevend ingenieursbureau Witteveen + Bos te Deventer.
3. Motivering
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers nog belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepschrift door de rechtbank.
Namens eisers is desgevraagd ter zitting betoogd dat zij nog procesbelang hebben. Zij zijn partij in de nog lopende procedures inzake de vaststelling van het bestemmingsplan “De Voorwaarts” en de verlening van een vrijstelling op de voet van artikel 19, tweede lid, van de WRO voor het centrum. Een inhoudelijke beoordeling van het thans bestreden besluit kan van betekenis zijn voor de uitkomst in die andere procedures, zo hebben eisers betoogd.
De rechtbank stelt vast dat de activiteiten die in verband met het bouwrijp maken van het perceel waarop het centrum wordt gerealiseerd, reeds zijn afgerond en dat de grond bouwrijp is. Het centrum is ook al grotendeels gerealiseerd. Het beroep is voorts niet gericht tegen de aanleg van de schaats- en skeelerbaan. Eisers hebben bovendien ter zitting gesteld dat zij geen schade hebben geleden ten gevolge van het bestreden besluit. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eisers geen procesbelang hebben.
Het betoog van eisers leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank is van oordeel dat er niet een zodanig verband is tussen het besluit tot het bouwrijp maken en de besluiten inzake het bestemmingsplan en de vrijstelling, dat de inhoudelijke beoordeling van het eerstgenoemde besluit zonder meer van betekenis is voor de beoordeling van die andere besluiten.
Het beroep van eisers is derhalve niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een ¬veroordeling in proceskosten.
4. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. E.G. de Jong en mr. J.W.A. Fleuren, leden, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.