Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0895

Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/780 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vervallenverklaring. Verzoeker ten onrechte niet als derde belanghebbende aangemerkt. Zie LJN: BC6040, 21-02-2008, 04/7299 WW met de uitspraak op het hoger beroep.


Uitspraak

06/780 WW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van die uitspraak, alsmede uitspraak tot vervallenverklaring van de uitspraak van de Raad van 17 november 2005, 04/7299 WW. Partijen: 1. de Minister van Justitie (hierna: verzoeker), 2. [K.] (hierna: [K.]), 3. de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), Datum uitspraak: 31 juli 2007 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de door de Raad op 17 november 2005 gegeven uitspraak. Subsidiair heeft verzoeker gevraagd de uitspraak van 17 november 2005 vervallen te verklaren. De Raad heeft verzoeker, [K.] en het Uwv op de hoogte gesteld van het voornemen de uitspraak van 17 november 2005 vervallen te verklaren. Verzoeker en [K.] hebben gereageerd op dit voornemen. II. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak; b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Nu verzoeker geen partij was bij de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van 17 november 2005, dient het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij de behandeling van het hoger beroep dat tot de uitspraak van 17 november 2005 heeft geleid zijn fundamentele procedurevoorschriften geschonden, nu de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie in het kader van de behandeling van dat hoger beroep als belanghebbende had behoren te worden aangemerkt en in verband daarmee op grond van artikel 8:26 van de Awb, had moeten worden uitgenodigd om als partij aan dat geding deel te nemen. Nu dit is verzuimd, dient de uitspraak van 17 november 2005 vervallen te worden verklaard. Het enkele feit dat verzoeker -zoals door [K.] is gesteld- op de hoogte was van het door [K.] ingestelde hoger beroep, maakt dit niet anders. Dit betekent immers niet dat de Raad artikel 8:26 Awb niet had behoren toe te passen. Na de vervallenverklaring van de uitspraak van 17 november 2005 zal de zaak door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk; Verklaart zijn uitspraak van 17 november 2005, 04/7299 WW, vervallen. Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en L.J.A. Damen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2007. (get.) N.J. van Vulpen-Grootjans. (get.) R.E. Lysen.