Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0874

Datum uitspraak2007-07-18
Datum gepubliceerd2007-08-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1820-H-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kinderalimentatie: Geen wijziging van omstandigheden. Kostenveroordeling in hoger beroep; procedure nodeloos gestart.


Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 18 juli 2007 Rekestnummer : 1820-H-06 Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-671 [De vader], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. A. Vijftigschild, tegen [de moeder], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de moeder, procureur mr. E. Grabandt. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De vader is op 22 december 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 26 september 2006. De moeder heeft op 8 maart 2007 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 27 december 2006 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 20 juni 2007 aanvullende stukken ingekomen. Op 29 juni 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.S. Clarenbeek. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 20 januari 2004 van de rechtbank te ’s-Gravenhage. Bij de beschikking van 20 januari 2004 is de door de vader met ingang van 1 augustus 2003 te betalen kinderalimentatie bepaald op € 95,- per maand per kind zolang de vader de hypothecaire- en een deel van de vaste eigenaarslasten van partijen in gezamenlijke eigendom toebehorende woning betaalt, en op € 195,- per maand per kind vanaf de datum dat de vader voornoemde lasten niet meer betaalt. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader tot nihilstelling van de door hem te betalen kinderalimentatie met ingang indiening van het inleidende verzoekschrift, zijnde 26 januari 2006, afgewezen. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is ten aanzien van de kinderalimentatie voor de minderjarige: [de minderjarige sub 1], geboren [in] 1996, en [de minderjarige sub 2], geboren [in] 1998, verder gezamenlijk: de kinderen, die bij de moeder verblijven, de draagkracht van de vader. De behoefte is niet in geschil. 2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn oorspronkelijke verzoek alsnog toe te wijzen, zonodig met verbetering van gronden, subsidiair een zodanige beslissing te nemen als het hof passend acht. 3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn grieven, althans zijn verzoeken in appel af te wijzen en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure, zowel in hoger beroep als in eerste aanleg. 4. De vader heeft bij inleidend verzoekschrift van 26 januari 2006 verzocht - met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 20 januari 2004 - met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift de kinderalimentatie op nihil te bepalen. Als grond voor dit verzoek heeft hij gesteld dat, gelet op zijn verdiensten uit de door hem gedreven eenmanszaak, hij niet meer in staat is om de opgelegde onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen te voldoen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Van een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van de rechtbank van 20 januari 2004 was onvoldoende gebleken. 5. De vader vraagt in hoger beroep nihilstelling van de kinderalimentatie met ingang van 26 januari 2006. Op grond daarvan dient het hof te beoordelen of zich vanaf die datum een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van de rechtbank van 20 januari 2004. 6. Ter toelichting op zijn hoger beroep heeft de vader ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn eenmanszaak uit het dal is geklommen en dat hij in 2006 een positief resultaat heeft behaald van € 44.000,- en dat ook 2007 financieel een goed jaar zal worden. Hij heeft over de jaren 2006 en 2007 de draagkracht om de verschuldigde kinderalimentatie te voldoen. De vader heeft verder verklaard dat hij, toen het verzoekschrift werd ingediend in januari 2006, nog niet wist dat de zaken ten goede zouden keren, zodat toen terug is gevallen op de Trema-normen van de drie voorafgaande jaren (2003 tot en met 2005), in welke jaren het volgens de vader financieel slecht ging. De moeder heeft primair gesteld dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is. 7. Ook in hoger beroep heeft de vader niet aangetoond dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 1:401 BW die meebrengt dat de uitspraak van de rechtbank van 20 januari 2004 niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. In de beschikking van 20 januari 2004 is bij de berekening van de draagkracht van de vader uitgegaan van een gemiddeld bedrijfsresultaat van € 32.000,- bruto per jaar, terwijl de vader ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft verklaard dat het bedrijfsresultaat in 2006 € 44.000,- bedroeg, hetgeen substantieel hoger is. In dit kader heeft de vader verklaard dat zijn draagkracht in 2006 en ook in 2007 voldoende is om de vastgestelde kinderalimentatie te voldoen. Dat de drie voorafgaande jaren (2003 tot en met 2005) financieel slecht zijn geweest en dit gegeven als basis dient voor zijn verzoek tot wijziging, zoals de vader heeft betoogd, doet hieraan niet af, nu de nihilstelling van de kinderalimentatie is verzocht met ingang van 26 januari 2006, en beoordeeld dient te worden of vanaf die datum een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:401 BW heeft plaatsgevonden ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van de rechtbank van 20 januari 2004. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen, behoeft hetgeen de vader nog nader heeft gesteld, geen verdere behandeling, aangezien dit niet tot een ander oordeel zal leiden. 8. De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de kosten van de procedure, omdat de vader iedere kans aangrijpt om een procedure te starten en van iedere uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gaat. Partijen hebben inmiddels tussen de 10 en 15 procedures gevoerd en/of nog in behandeling. Hierdoor wordt de moeder meer dan nodig op kosten gejaagd. Zij meent dat er thans geen sprake meer is van een redelijke procesorde. 9. Naar het oordeel van het hof heeft de vader de procedure in hoger beroep nodeloos ingesteld. De vader heeft nagelaten feiten of omstandigheden aan te voeren die een afwijking rechtvaardigen van hetgeen bij beschikking van 20 januari 2004 met betrekking tot de kinderalimentatie is beslist. Het hof acht het daarom redelijk en billijk om de vader te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep; voor de gevraagde proceskostenveroordeling in eerste aanleg is onvoldoende grond. 10. Mitsdien moet beslist worden als volgt. BESLISSING Het hof: bekrachtigt de bestreden beschikking; veroordeelt de vader in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de moeder begroot op € 2.039,- gespecificeerd als volgt: € 251,- vast recht; € 1.788,- salaris procureur in hoger beroep; te betalen aan de griffier van dit hof, die daarmee eveneens zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv; verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Labohm en Breederveld, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2007.