
Jurisprudentie
BB0836
Datum uitspraak2003-06-10
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers1998/833
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers1998/833
Statusgepubliceerd
Indicatie
Partijen hebben geen eensluidend voorstel gedaan wat betreft de persoon van de te benoemen deskundige. Het hof zal de hierna te noemen medewerker van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampbestrijding tot deskundige benoemen.
Uitspraak
10 juni 2003
tweede civiele kamer
rolnummer 98/833
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
3. [appellant sub 3],
allen wonende te [woonplaats],
appellanten na verwijzing,
procureur: mr. J.M.J. Huver,
tegen:
de naamloze vennootschap N.V. Interpolis Schade,
gevestigd te Tilburg,
geïntimeerde na verwijzing,
procureur: mr. J.M. Bosnak.
1 Het verloop van het geding
1.1 Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van 21 januari 2003, verwijst het hof naar dat arrest [BB0832].
1.2 Na genoemd arrest hebben [appellanten] zich bij akte na interlocutoir arrest uitgelaten over de door het hof voorgenomen benoeming van een deskundige. Bij antwoordakte na interlocutoir arrest heeft Interpolis hetzelfde gedaan.
1.3 Vervolgens hebben partijen andermaal de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
2 Verdere beoordeling van het geschil na verwijzing
2.1 Partijen hebben geen eensluidend voorstel gedaan wat betreft de persoon van de te benoemen deskundige. Het hof zal de hierna te noemen medewerker van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampbestrijding tot deskundige benoemen.
2.2 Bij de formulering van de feitelijke uitgangspunten waarvan de deskundige bij zijn onderzoek dient uit te gaan, zal het hof rekening houden met de omstandigheid dat partijen het niet eens zijn over de vraag of in de achterwand van de woonkamer een (deur)opening aanwezig was.
2.3 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3 Beslissing
Het hof, rechtdoende na verwijzing:
beveelt een onderzoek door een deskundige met betrekking tot de navolgende vraagstelling en daarbij uitgaande van de navolgende feitelijke uitgangspunten;
benoemt tot deskundige: Dhr. J. Weges, Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, Postbus 7010, 6801 HA Arnhem, telefoon (026) 376 41 30;
bepaalt dat de deskundige desgewenst andere medewerkers van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding zal kunnen betrekken, mits daarvan door hem melding wordt gemaakt en onverminderd zijn eindverantwoordelijkheid voor het onderzoek;
bepaalt dat het onderzoek door de deskundige zal worden verricht onder leiding van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof, mr. W.L. Valk;
bepaalt dat de deskundige bij zijn onderzoek zal uitgaan van de volgende feitelijke uitgangspunten:
a. Behalve in de kelder vonden ook op de zolderverdieping van de boerderij activiteiten ten behoeve van een hennepkwekerij plaats.
b. De brand was bij aankomst van de brandweer en ook enige tijd daarvoor op de begane grond het hevigst.
c. De boerderij is door [G.] kort na de brand onderzocht. De in zijn rapportage van 1 november 1993 (productie 5 bij conclusie van antwoord) omschreven waarnemingen, tezamen met de bij die rapportage gevoegde kleurenfoto’s, zijn – afgezien van de door [G.] aan zijn waarnemingen verbonden conclusies en de vraag of in de achterwand van de woonkamer een (deur)opening aanwezig was – niet betwist, zodat de deskundige in zoverre bedoelde rapportage tot uitgangspunt dient te nemen.
d. In de vloer van de woonkamer, ter hoogte van de voorgevel, is nadien een zware inbranding waargenomen, zoals omschreven in de rapportage van [F.] van januari 1999 (productie 1 bij memorie na verwijzing). Deze waarneming – en niet de daaraan door [F.] verbonden conclusies – dient eveneens tot uitgangspunt voor de deskundige.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zal verrichten naar aanleiding van de volgende vraagstelling:
1. Volgt uit de hiervoor onder a tot en met d bedoelde feitelijke uitgangspunten en eventueel uit aanvullende gegevens dat de onderhavige brand direct noch indirect verband houdt met de hennepteelt? Zo ja, met welke graad van waarschijnlijkheid?
2. Hoe beoordeelt u in dit verband de waarschijnlijkheid van de door respectievelijk [G.] (productie 6 bij de conclusie van antwoord, productie 1 bij de antwoordmemorie na verwijzing en productie bij de akte van Interpolis van 4 september 2001) en [F.] (productie 1 bij de memorie na verwijzing en bijlage 1 bij de memorie na enquête van [appellanten]) beschreven scenario’s van het ontstaan van de brand?
3. Bent u bij de beantwoording van de vragen 1 en 2 uitgegaan van andere gegevens dan hiervoor onder a tot en met d bedoeld? Zo ja, welke?
4. Geeft uw onderzoek overigens aanleiding tot het maken van opmerkingen?
bepaalt dat de deskundige binnen vier maanden na dagtekening van dit arrest zijn op schrift gestelde voorlopige bevindingen aan voornoemde raadsheer-commissaris (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem) zal toezenden, met afschrift aan de procureurs van partijen, en dat vervolgens ten overstaan van de raadsheer-commissaris een verhoor van de deskundige zal plaatsvinden, waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt;
bepaalt dat de deskundige ter gelegenheid van zijn voorlopige bevindingen zijn verhinderdata zal opgeven over een periode van vier maanden volgende op de verzending van die bevindingen;
bepaalt dat partijen na ontvangst van de voorlopige bevindingen van de deskundige binnen veertien dagen opgave zullen doen van hun verhinderdata over dezelfde periode als waarover de deskundige zijn verhinderdata heeft opgegeven;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris vervolgens dag en uur van het verhoor zal vaststellen en dat in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
bepaalt dat [appellanten] binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest aan de deskundige het volledige procesdossier ter inzage zullen geven en beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek eerst zal behoeven aan te vangen nadat door [appellanten] bij wege van voorschot ter zake van de kosten van het deskundigenonderzoek een nader door de raadsheer-commissaris te bepalen bedrag ter griffie van het hof zal zijn gedeponeerd door storting op bankrekeningnummer 1923.25.752 ten name van DS 533 Arrondissement Arnhem, onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen en onder vermelding van "voorschot deskundige";
bepaalt dat de deskundige binnen veertien dagen na ontvangst van het proces-dossier aan voornoemde raadsheer-commissaris (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem), met afschrift aan de procureurs van partijen, opgave zal doen van de naar zijn schatting voor het onderzoek, het op schrift stellen van zijn voorlopige bevindingen en het verhoor of anderszins te maken kosten;
bepaalt dat partijen binnen veertien dagen na dagtekening van de in de vorige alinea bedoelde opgave zich bij brief tot de raadsheer-commissaris kunnen richten indien zij tegen de door de deskundige gedane schatting bezwaar hebben;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris vervolgens bij beschikking de hoogte van het door [appellanten] verschuldigde voorschot zal vaststellen, alsmede van de datum waarop dit voorschot uiterlijk moet zijn voldaan;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Poel, Heisterkamp en Valk en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2003.