Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0820

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608679/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij uitspraak van 20 oktober 2006 heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellanten gedane verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 augustus 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200608679/1. Datum uitspraak: 1 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1228 van de rechtbank Maastricht van 20 oktober 2006 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. 1.    Procesverloop Bij uitspraak van 20 oktober 2006 heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellanten gedane verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 augustus 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 30 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. drs. H.M.G. Duijsters en mr. F.G.F.M. Tripels, advocaten te Maastricht, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Raad van State kan geen beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.    Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2006, inzake no. 200506809/1, kan hierop een uitzondering worden gemaakt, indien sprake is van evidente schending van beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen. 2.2.    In de omstandigheid dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien de zitting te verdagen nadat appellanten door de rechtbank in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord omtrent het gedane verzet op een zitting op 5 oktober 2006, terwijl de gemachtigden van appellanten na uitnodiging daartoe de rechtbank hebben laten weten op die datum te zijn verhinderd wegens eerder gemaakte afspraken, is geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat sprake is van ernstige schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat. w.g. Polak     w.g. Willems Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007 412