Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0819

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608678/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 29 september 2006 hebben appellanten verzocht om wraking van mr. R.E. Bakker, lid van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank), belast met de behandeling van de gedane verzetten in de zaken met nummers 06/189, 06/191 en 06/192 ter zitting op 5 oktober 2006 alsmede om wraking van mr. T.E.A. Willemsen, lid van de enkelvoudige kamer van de rechtbank belast met de behandeling van de beroepen met zaaknummers 05/1282 en 06/735 ter zitting op 11 oktober 2006.


Uitspraak

200608678/1. Datum uitspraak: 1 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], allen te [plaats] tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 5 oktober 2006, nos. 114253/HA RK 06-81 en 114008/HA RK 06-78. 1.    Procesverloop Bij brief van 29 september 2006 hebben appellanten verzocht om wraking van mr. R.E. Bakker, lid van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank), belast met de behandeling van de gedane verzetten in de zaken met nummers 06/189, 06/191 en 06/192 ter zitting op 5 oktober 2006 alsmede om wraking van mr. T.E.A. Willemsen, lid van de enkelvoudige kamer van de rechtbank belast met de behandeling van de beroepen met zaaknummers 05/1282 en 06/735 ter zitting op 11 oktober 2006. Bij brief van 4 oktober 2006 hebben appellanten verzocht om wraking van de leden van de kamer van de rechtbank belast met de behandeling ter zitting op 5 oktober 2005 van de wrakingsverzoeken van 29 september 2006. Bij beschikking van 5 oktober 2006, verzonden op 20 oktober 2006, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) de wrakingsverzoeken van 29 september 2006 en 4 oktober 2006 afgewezen. Deze beschikking is aangehecht. Tegen deze beschikking hebben appellanten bij brief van 30 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2007, waar [gemachtigden] zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) staat geen rechtsmiddel open tegen de beslissing op het verzoek om wraking. 2.2.    Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de aangehechte uitspraak van 13 maart 2001, inzake no. 200005243/2, kan aanleiding bestaan voor doorbreking van het appèlverbod indien sprake is van een evidente schending eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen. 2.3.    In de uitspraken van heden in zaak nrs. 200608681/1 en 200608682/1, heeft de Afdeling geoordeeld dat in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen grond bestaat voor twijfel aan de onpartijdigheid van mr. T.E.A. Willemsen, lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de beroepen in zaak nrs. 06/735 respectievelijk 05/1282 ter zitting op 11 oktober 2006. Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de beslissing op het verzoek om wraking van mr. T.E.A. Willemsen bestaat, dat oordeel in aanmerking genomen, geen grond voor doorbreking van het appèlverbod. 2.4.    In de omstandigheid dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien de behandeling ter zitting van de gedane verzetten met zaak nrs. 06/189, 06/191 en 06/192 te verplaatsen naar een andere datum terwijl appellanten de rechtbank na ontvangst van de uitnodiging voor die zittingen hebben laten weten op 5 oktober 2006 te zijn verhinderd wegens eerder gemaakte afspraken is geen grond te vinden voor het oordeel dat sprake is van een evidente schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen. 2.5.    De door appellanten gestelde strijd met het door de rechtbank gehanteerde wrakingsprotocol, het uitblijven van een beslissing op hun verzoek om niet in aanwezigheid van de rechters wier wraking is verzocht te worden gehoord en het tijdstip van toezending van de op schrift gestelde beschikking op het verzoek om wraking kunnen evenmin leiden tot het oordeel dat van zodanige schending sprake is. 2.6.    Tenslotte is voor dat oordeel geen grond te vinden in de omstandigheid dat de wrakingskamer van de rechtbank, niettegenstaande het wrakingsverzoek van appellanten van 4 oktober 2006, op 5 oktober 2006 heeft beslist op de verzoeken van 29 september 2006. Het verzoek van 4 oktober 2006 houdt enkel verband met datum en tijdstip van de behandeling van de verzoeken van 29 september 2006 en heeft geen betrekking op specifieke leden van de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft daarin terecht geen aanleiding gezien dat verzoek toe te wijzen. 2.7.    Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor kennisneming van het hoger beroep in weerwil van artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat. w.g. Polak     w.g. Willems Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007 412