Jurisprudentie
BB0815
Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702881/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702881/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 9 december 2004 heeft appellant (hierna: het college) [wederpartij] op straffe van een dwangsom gelast de omheining van twee parkeerplaatsen achter het gemeentehuis nabij de Meent te Bergambacht te verwijderen.
Uitspraak
200702881/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bergambacht,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/8005 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 februari 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2004 heeft appellant (hierna: het college) [wederpartij] op straffe van een dwangsom gelast de omheining van twee parkeerplaatsen achter het gemeentehuis nabij de Meent te Bergambacht te verwijderen.
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 februari 2007, verzonden op 9 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2007, hoger beroep ingesteld. Dit bericht is aangehecht.
Bij brief van 15 mei 2007 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2007, waar het college, vertegenwoordigd door J. van der Heide en A.C. Slingerland, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. M.P.V. den Engelsman, advocaat te Bleiswijk, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge het tweede lid wordt de bevoegdheid door het college uitgeoefend, indien deze dient tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert.
Ingevolge artikel 16 van de Wegenwet, voor zover thans van belang, heeft de gemeente te zorgen dat de binnen haar gebied liggende wegen in goede staat verkeren.
Ingevolge artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2000 van de gemeente Bergambacht (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken, anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
2.2. Het besluit van 9 december 2004 is genomen krachtens artikel 125 van de Gemeentewet, gelezen in verbinding met artikel 16 van de Wegenwet.
2.3. Het college klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat het met de overgelegde meerjarenplanning en de overeenkomst met een aannemingsbedrijf heeft aangetoond dat de parkeerplaatsen waarop de last ziet in de periode vanaf de aanleg in 1972 gedurende tien achtereenvolgende jaren door de gemeente zijn onderhouden, deze daarom openbaar zijn en het derhalve handhavend kon optreden, als het heeft gedaan.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 februari 2007 in zaak no. 200606192/1, AB 2007, 91), is de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen de belemmering van de openbaarheid van een weg niet gelegen in artikel 16 van de Wegenwet.
De wettelijke grondslag voor de aan [wederpartij] opgelegde last had gevonden kunnen worden in artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV, gelezen in samenhang met artikel 125 van de Gemeentewet.
Daar [wederpartij], anders dan in de zaak die tot voormelde uitspraak heeft geleid het geval was, niet krachtens artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV is aangeschreven, zijn thans geen gronden aanwezig om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
De rechtbank heeft het bij haar bestreden besluit derhalve terecht, zij het niet op juiste gronden, vernietigd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Het college dient op na te melden wijze te worden verwezen in de proceskosten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergambacht tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 656,33 (zegge: zeshonderdzesenvijftig euro en drieëndertig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bergambacht aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Visser
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007
290-148