Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0794

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701333/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft de Raad voor Rechtsbijstand Arnhem (hierna: de Raad) geweigerd aan appellante een definitieve toevoeging te verlenen.


Uitspraak

200701333/1. Datum uitspraak: 1 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1587 van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2007 in het geding tussen: appellante en de Raad voor Rechtsbijstand Arnhem. 1.    Procesverloop Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft de Raad voor Rechtsbijstand Arnhem (hierna: de Raad) geweigerd aan appellante een definitieve toevoeging te verlenen. Bij besluit van 3 februari 2006 heeft de Raad het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 januari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 20 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2007, waar appellante, in persoon, en de Raad, vertegenwoordigd door mr. M.E. van Schooten, werkzaam bij de Raad, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.    Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.      Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.    Ingevolge het tweede lid is een beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 2.2.    Het besluit op bezwaar is bekendgemaakt op 3 februari 2006, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is begonnen op 4 februari 2006 en geëindigd op 17 maart 2006. Het beroepschrift is weliswaar buiten de termijn, namelijk op 21 maart 2006, doch binnen een week na afloop ervan ontvangen. 2.3.    De rechtbank heeft het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarde die artikel 6:9, tweede lid, van de Awb stelt, is voldaan. 2.4.    Appellante bestrijdt dit oordeel zonder succes. Zoals de rechtbank heeft overwogen is uitgangspunt bij het vaststellen van de datum van terpostbezorging het door TPG Post aangebrachte datumstempel. Dat stempel is in dit geval gedateerd op zondag 19 maart 2006. Appellante is er niet in geslaagd op andere wijze aannemelijk te maken dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Haar enkele stelling dat zij het beroepschrift vrijdag 17 maart 2006, om ongeveer 18.30 uur heeft gepost in de brievenbus bij het postkantoor aan de Nieuwe Markt te Zwolle is daarvoor onvoldoende. Zij betwist niet dat deze brievenbus op vrijdag om 18.00 uur wordt gelicht en dat de volgende buslichting op zondag is. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat. w.g. Offers     w.g. Visser Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007 148