Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0700

Datum uitspraak2007-06-28
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/24875
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / redelijk vermoeden van illegaal verblijf / detournement de pouvoir / binnentreden / rechtsbijstand
De rechtbank is van oordeel dat de informatie voldoende grond biedt voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf op grond waarvan eiser krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw mocht worden staandegehouden. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit die informatie specifiek blijkt dat het Grand Café “Het Vervolg” een gelegenheid is waar zich regelmatig illegale vreemdelingen hebben opgehouden, en waar, gelet op de gegevens van voormelde informant, zich recentelijk nog veel illegale vreemdelingen hebben bevonden. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder die bevoegdheid artikel 50, eerste lid, van de Vw ten aanzien van eiser voor een ander doel heeft ingeroepen dan waartoe deze is gegeven. In de Awbi vermelde verplichtingen gelden niet ten aanzien van personen die zich bevinden op een voor ieder toegankelijke plaats, zoals het onderhavige Grand Café. De enkele stelling van eiser dat hij geen advocaat bij het gehoor te willen maar wel rechtsbijstand gedurende de verdere procedure niet heeft verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om niet uit te gaan van de juistheid van voormeld proces-verbaal. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG Zittinghoudende te Utrecht Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07/24875 VRONTN uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 28 juni 2007 inzake [Eiser}, geboren op [geboortedatum] 1981, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser, verblijvende in het Uitzetcentrum Schiphol, gemachtigde: mr. M.R. Roethof, advocaat te Amsterdam, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder. gemachtigde: mr. B.H.C.M. Nollen, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag. Inleiding 1.1 Verweerder heeft op 16 juni 2007 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. 1.2 Eiser heeft hiertegen op 17 juni 2007 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding. 1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 25 juni 2007. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. 2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen en voert daartoe aan dat geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, zodat de staandehouding onrechtmatig is geschied. Daarbij komt volgens eiser dat de feiten die hebben geleid tot staandehouding onvoldoende concreet zijn voor dat vermoeden. Eiser heeft verder betoogd dat verweerder van zijn bevoegdheid tot staandehouding gebruik heeft gemaakt voor een ander doel, namelijk het aanhouden van criminelen, dan waarvoor deze is gegeven. Volgens eiser is niet gebleken van toestemming dan wel machtiging tot binnentreden en een verslag daarvan, als bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Verder heeft eiser betwist dat hij zou hebben gezegd geen advocaat bij gehoor te willen hebben en heeft hij gesteld dat ten onrechte geen twee uur wachttijd in acht is genomen om zijn advocaat in de gelegenheid te stellen bij het gehoor aanwezig te zijn. Verweerder werkt volgens eiser onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting, omdat nog niets is gedaan met zijn verklaring dat hij een verblijfsvergunning voor Oostenrijk heeft. 2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Verweerder heeft benadrukt dat de actie Phantom, waarbij eiser is staandegehouden en vervolgens in bewaring is gesteld, als doel heeft gehad om illegale vreemdelingen op te pakken en uit te zetten. Onder verwijzing naar het proces-verbaal van 14 juni 2007 heeft verweerder gesteld dat het voor de staandehouding vereiste redelijk vermoeden van illegaal verblijf van de vreemdelingen, en dus van eiser, in het Grand Café “Het Vervolg” in Amsterdam op een vijftal punten is gebaseerd. Dit heeft ertoe geleid dat op zaterdag 16 juni 2007 om half twee ’s ochtends alle circa 250 bezoekers van dat café met megafoon in twee talen zijn toegesproken, de actie met ‘flyers’ in twee talen is toegelicht en hen vervolgens op grond van de Vw is gevraagd naar identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. De bezoekers, in totaal 103 personen waaronder eiser, die hun verblijfsrechtelijke positie niet konden aantonen zijn daarop staandegehouden. Ook de daarop volgende inbewaringstelling van eiser is volgens verweerder rechtmatig. In hetgeen eiser verder heeft aangevoerd, bestaat volgens verweerder evenmin aanleiding voor gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank overweegt als volgt. 2.4 Blijkens het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2007 is bij de politieonderzoeken, verricht in de periode september 2005 tot en met februari 2006 respectievelijk oktober 2006 tot en met april 2007, naar fraude gepleegd door West Afrikanen, meerdere malen gehoord dat er op vrijdag en zaterdagavond in Grand Café “Het Vervolg”, gevestigd aan De Corridor 2 in het Stadsdeel Amsterdam Zuid-Oost, de behaalde resultaten van de fraude werden gevierd. In die onderzoeken zijn in totaal veertien verdachten aangehouden, waarvan één een geldige verblijfstitel had. Uit voormelde onderzoeken is gebleken dat een achttal in het proces-verbaal met naam genoemde illegale verdachten tenminste één keer in het Grand Café zijn geweest of afspraken hebben gemaakt daar heen te gaan. Verder is in het proces-verbaal een aantal gedeelten van gesprekken met onbekenden, verhoren en xpol-mutaties opgenomen, waarbij sprake is van (bezoeken aan) het Grand Café. 2.5 In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2007 is vermeld dat uit het bedrijfsprocessysteem blijkt dat op 4 februari 2007 in Grand Café “Het Vervolg” een persoon is aangehouden, verdacht van overtreding van artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk uitgeven van vals/vervalst geld). Tijdens dit onderzoek is naar voren gekomen dat de aangehouden verdachte genaamd (naam, geboortedatum), zonder vaste woon- en verblijfsplaats hier te lande onrechtmatig in Nederland verblijft en als ongewenst vreemdeling gesignaleerd staat. 2.6 Uit een politierapport van 27 februari 2007 blijkt dat op die dag een horecacontrole heeft plaatsgevonden in Grand Café “Het Vervolg” en dat de eigenaar daarvan heeft aangegeven dat er op de zaterdagavond voornamelijk Afrikaanse bezoekers zijn. Dit vindt zijn oorsprong in het feit dat hij bij de opening is benaderd door mensen van Afrikaanse afkomst die zijn zaak wilden huren voor het organiseren van bijeenkomsten van Afrikaanse mensen. Zij verzorgen de avond wat betreft beveiliging en toezicht en personeel van de eigenaar verzorgt de drank- en eetwaren. 2.7 In het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland van 11 juni 2007 is opgenomen dat in de afgelopen periode van vier weken via een informant de navolgende informatie is binnengekomen: “In het Grand Cafe in de Bijlmer komen veel illegale criminele Nigerianen die zich bezig houden met de handel in verdovende middelen, XTC, fraude en oplichting. De eigenaar van het cafe is van alles op de hoogte. Een van de vast bezoekers is een Nigeriaanse man genaamd [naam]. [naam] regelt dat veel Nigerianen naar het cafe komen wat weer goed is voor de omzet van het cafe”. De verbalisant heeft daarbij verklaard dat de verstrekte informatie, gelet op de hem bekende achtergrond van de informant, bezien in de samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Het proces-verbaal vermeldt verder dat uit het onderzoek is gebleken dat “het Grand Cafe” het Spijs- en dranketablissement Het Vervolg is, gevestigd aan De Corridor 2 te Amsterdam, en dat [naam] is (naam), geboren (geboortedatum) te (plaats) Nigeria, wonende (adres) te Amsterdam. 2.8 Het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2007 vermeldt tevens dat uit navraag bij de Kamer van Koophandel is gebleken dat op het adres, en dit is hetzelfde adres als waar voornoemd woont, te Amsterdam is gevestigd de Eenmanszaak, (naam bedrijf), welke wordt gedreven voor rekening van die [naam]. De bedrijfsomschrijving vermeldt het verzorgen van muziekoptredens en het organiseren van feesten. 2.9 Blijkens het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2007 heeft op 16 juni 2007 omstreeks 01:30 uur een actie plaatsgevonden op grond van de Vw in het Grand Café “Het Vervolg”, gevestigd aan De Corridor 2 te Amsterdam Zuid-Oost. Uit politieonderzoek is gebleken dat op vrijdagavond 15 juni 2007 (van 21:30-04:00) een feest was georganiseerd voor met name mensen afkomstig uit Nigeria. Bij dit feest zouden bekende Nigeriaanse DJ’s en comedians optreden, een en ander kenbaar gemaakt op aanplakbiljetten. De verbalisant heeft verklaard dat alle aanwezige bezoekers (ongeveer 250) zijn gecontroleerd op grond van de Vw en zijn gevraagd naar identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. De bezoekers die hun verblijfsrecht niet konden aantonen zijn toen collectief staandegehouden. 2.10 De rechtbank is van oordeel dat de informatie uit voormelde processen-verbaal en rapport, in onderlinge samenhang bezien, voldoende grond biedt voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf op grond waarvan eiser krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw mocht worden staandegehouden. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit die informatie specifiek blijkt dat het Grand Café “Het Vervolg” een gelegenheid is waar zich regelmatig illegale vreemdelingen hebben opgehouden, en waar, gelet op de gegevens van voormelde informant, zich recentelijk nog veel illegale vreemdelingen hebben bevonden. Dat eisers gemachtigde ervan weet heeft dat niet één maar drie van de in het proces-verbaal van 12 juni 2007 vermelde veertien verdachten een verblijfsstatus hebben, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien de overige informatie voldoende grond biedt voor een redelijk vermoeden als hiervoor vermeld. Ook de omstandigheid dat de informatie mede betrekking heeft op criminele activiteiten van vreemdelingen, laat onverlet dat daaruit tevens blijkt dat deze vreemdelingen veelal onrechtmatig hier te lande verblijven. 2.11 Het betoog van eiser dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw slaagt niet. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder die bevoegdheid ten aanzien van eiser zodanig evident heeft ingeroepen en heeft gebruikt zonder enig redelijk doel dan wel voor een ander - zoals eiser stelt strafrechtelijk - doel dan waartoe deze is gegeven, dat dat inroepen en gebruiken ervan blijk geeft van kwade trouw. De omstandigheid, waarop eiser heeft gewezen, dat het Grand Café niet is gesloten ondanks de jarenlange wetenschap bij justitie en de vreemdelingendienst dat daaruit illegale vreemdelingen criminele activiteiten ontplooien, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat verweerder ten aanzien van eiser, die zich in dat café ophield, voormelde vreemdelingrechtelijke bevoegdheid mocht inroepen en mocht gebruikmaken ter fine van inbewaringstelling als bedoeld in artikel 59 Vw. 2.12 Wat betreft de beroepsgrond van eiser dat ten onrechte niet is gebleken van toestemming dan wel een machtiging tot binnentreden als bedoeld in de Awbi, overweegt de rechtbank dat uit deze wet niet volgt dat de daarin vermelde verplichtingen gelden ten aanzien van personen die zich bevinden op een voor ieder toegankelijke plaats, zoals het onderhavige Grand Café. 2.13 Met betrekking tot de betwisting van eiser dat hij bij het gehoor voorafgaande aan zijn inbewaringstelling heeft verklaard geen bijstand van een advocaat te willen, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van dat gehoor (artikel 59 van de Vw jo. artikel 5.2 van het Vb; gedingstuk 5) heeft eiser bij aanvang daarvan op 16 juni 2007 om 13:10 uur desgevraagd verklaard geen advocaat bij het gehoor te willen maar wel rechtsbijstand gedurende de verdere procedure van bewaring, waarna de verbalisant de advocatenpiket-dienst alsnog heeft ingelicht. De enkele stelling van eiser dat hij dit niet heeft verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om niet uit te gaan van de juistheid van voormeld proces-verbaal. De door eiser bedoelde wachttijd van twee uur gold dan ook niet. Overigens blijkt uit gedingstuk 4a dat de Piketcentrale Amsterdam bij faxbericht, verzonden op 16 juni 2007 om 15:34 uur, alsnog is ingelicht. 2.14 Ten aanzien van voortvarendheid waarmee verweerder werkt aan de verwijdering van eiser stelt de rechtbank voorop dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit zijn nationaliteit en identiteit blijken. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat het dossier van eiser inmiddels in het bezit is van de Dienst Terugkeer en Vertrek en dat een zogeheten regievoerder bekend is. Verder heeft verweerder aangegeven dat eisers stelling dat hij in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor Oostenrijk nader zal worden onderzocht en dat mogelijk een Dublinclaimprocedure zal worden opgestart. Aangezien eiser bij het gehoor voor inbewaringstelling heeft verklaard een paspoort in Oostenrijk te hebben, heeft verweerder eiser ter bespoediging van de procedure verzocht deze over te (laten) leggen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt ten aanzien van de verwijdering van eiser. 2.15 Ter zitting heeft eiser de rechtbank verzocht om, nu hij negen dagen in het Uitzetcentrum Schiphol verblijft en stelt binnen tien dagen te moeten worden overgeplaatst, uit te spreken dat indien die overplaatsing niet geschiedt de maatregel moet worden opgeheven. Aan dat verzoek kan de rechtbank reeds niet voldoen, nu sprake is van een onzekere, toekomstige gebeurtenis en het onderzocht ter zitting is gesloten. 2.16 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. 2.17 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen. 2.18 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2007, in tegenwoordigheid van mr. E. de Ruiter, als griffier. de griffier de rechter afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.