Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0696

Datum uitspraak2007-07-24
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/4683
Statusgepubliceerd


Indicatie

Sierra Leone / traumatabeleid / asielrelaas geloofwaardig
Eiser heeft in periode 1999-2002 als gevangene bij een rebellengroep verbleven en is na ontsnapping direct uit Sierra Leone vertrokken. Eiser was in periode 2002 – 2005 in bezit van vergunning asiel bepaalde tijd (d-grond). Vervolgens weigering vergunning asiel onbepaalde tijd na vervallen categoriale bescherming voor asielzoekers uit Sierra Leone. Verweerder: ook geen grond voor vergunning ex 29, eerste lid onder a, b of c. Rb: Motivering mbt c-grond onvoldoende deugdelijk. Niet in geschil dat eiser gedurende zijn gedwongen verblijf bij rebellen door hen is mishandeld en getuige is geweest van gewelddadigheden. Verweerders conclusie dat rebellen geen groepering vormden als bedoeld in traumatabeleid is onbegrijpelijk, gelet op verweerders impliciete erkenning dat rebellen op enig moment een groepering vormden waartegen de autoriteiten geen bescherming konden bieden. Deze erkenning vindt ook steun in toen geldende cbb. Niet kan aan eiser worden tegengeworpen dat hij voor vertrek bescherming had moeten zoeken bij de autoriteiten van zijn land. Beroep gegrond.


Uitspraak

zittinghoudende te Utrecht Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 07/4683 ONBTDN uitspraak van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken d.d. 24 juli 2007 inzake [Eiser}, geboren op [geboortedatum] 1985, van Sierraleoonse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes, advocaat te Utrecht, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. R. ter Hart, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag. Inleiding 1.1 Eiser is in 2002 vanuit Sierra Leone naar Nederland gereisd, waar hem met ingang van 27 februari 2002 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is toegekend op basis van het toen geldende categoriale beschermingsbeleid (cbb) voor asielzoekers afkomstig uit Sierra Leone. Deze vergunning is op 27 februari 2005 verlopen. Bij besluit van 10 januari 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 18 januari 2005 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld. 1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 12 juli 2007 waar eiser in persoon is verschenen. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht. Overwegingen 2.1 In geschil is of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. 2.2 Eiser heeft aan de aanvraag voor deze vergunning ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat hij moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling danwel als rechthebbende op de b grond van artikel 29 Vw. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In 1999 is eiser door een groep rebellen, onder wie een vriend van eiser, uit zijn ouderlijke woning gehaald. De periode 1999 tot kort voor zijn vertrek naar Nederland in 2002 heeft eiser in gevangenschap bij de rebellen doorgebracht. Hij werd door de rebellen ingezet als drager van hetgeen bij aanvallen op dorpen door de rebellen werd buitgemaakt. Daarbij is hij getuige geweest van gewelddadigheden van de kant van de rebellen en is hij ook zelf enkele malen door de rebellen mishandeld. Bij terugkeer zal hij - nog steeds – bloot staan aan gevaar. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij als gevolg van traumatische ervaringen lijdt aan fysieke en geestelijke klachten, waarvoor hij sinds zijn komst naar Nederland onder behandeling staat. Eiser doet onder verwijzing naar het voorgaande een beroep op het zogeheten traumatabeleid en stelt dat klemmende redenen van humanitaire aard zich verzetten tegen zijn terugkeer naar Sierra Leone. Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij zijn verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet kunnen behouden. Daartoe stelt hij dat het categoriaal beschermingsbeleid (cbb) voor jonge mannen die in Sierra Leone bij de rebellen hebben verbleven ten onrechte is afgeschaft, dan wel opnieuw zou moeten worden ingevoerd. 2.3 Verweerder heeft in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, overwogen dat de grondslag van de aan eiser in 2002 verleende verblijfsvergunning asiel, met de afschaffing van het cbb zoals dat gold ten tijde van de vergunningverlening per 16 september 2002, is vervallen, zodat eiser thans niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Verweerder heeft voorts gesteld dat er ten tijde van de verlening van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, te weten 27 februari 2002, geen andere gronden als bedoeld in artikel 29 van de Vw aanwezig waren om aan eiser een verblijfsvergunning te verlenen. Beoordeling van de huidige situatie leidt evenmin tot verlening van een verblijfsvergunning. Er is geen reden voor het opnieuw voeren van beschermingsbeleid. 2.4 Eiser heeft tegen dit besluit aangevoerd dat hij ten tijde van zijn vertrek uit Sierra Leone te vrezen had en ook thans nog te vrezen heeft voor vervolging door de autoriteiten en represailles door ex-rebellen of medeburgers. Eiser vreest dat de autoriteiten hem geen adequate bescherming zullen (kunnen) bieden tegen die represailles. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft eiser informatie overgelegd van Vluchtelingenwerk Nederland, met verwijzingen naar onder meer rapportages van het U.S. State Department, Human Rights Watch en Amnesty International, waaruit blijkt dat garanties ten aanzien van de veiligheid van ex-rebellen – en ten aanzien van hen die daar als gijzelaar bij hoorden – ontbreken. Eiser heeft voorts medische informatie overgelegd ter nadere onderbouwing van zijn standpunt dat hij als gevolg van traumatische ervaringen een medische behandeling dient te ondergaan, welke behandeling in Sierra Leone niet mogelijk is gelet op de staat van de geestelijke gezondheidszorg. Eiser stelt gelet op het voorgaande in aanmerking te moeten worden gebracht voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, b of c, Vw. Tenslotte herhaalt eiser in beroep hetgeen hij in de zienswijze heeft aangevoerd ten aanzien van het cbb. 2.5 Ingevolge artikel 83, eerste lid, Vw houdt de rechtbank bij de beoordeling van het beroep rekening met feiten en omstandigheden die na het nemen van het bestreden besluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. 2.6 Ingevolge artikel 13 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien internationale verplichtingen dan wel klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen. 2.7 Ingevolge artikel 29 Vw kan een verblijfsvergunning asiel, voor zover hier van belang, worden verleend aan de vreemdeling die een verdragsvluchteling is, die aannemelijk heeft gemaakt gegronde redenen te hebben om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, of van wie in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst wegens klemmende redenen van humanitaire aard of voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van verweerder van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algemene situatie aldaar. 2.8 In artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c Vw, is bepaald dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw kan worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan kan worden afgewezen indien de grond voor verlening, bedoeld in artikel 29 Vw, is komen te vervallen. 2.9 Ingevolge artikel 33, aanhef en onder a, Vw, is de minister (thans de staatssecretaris bevoegd een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. 2.10 Ingevolge artikel 34 Vw, zoals geldend ten tijde van het nemen van voormeld besluit van 27 februari 2002, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd door de vreemdeling die direct voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie jaren rechtmatig verblijf heeft genoten slechts worden afgewezen indien zich op het moment waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd afloopt, een grond als bedoeld in artikel 32 Vw voordoet. De rechtbank overweegt als volgt. 2.11 In het voornemen dat in de bestreden beschikking is ingelast, heeft verweerder ter motivering van het vervallen van de verleningsgrond voor de verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder d van de Vw verwezen naar de brief van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 16 september 2002. Verweerder bericht in deze brief dat het Kabinet heeft besloten het categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers van Sierraleoonse nationaliteit te beëindigen. Uit het algemeen ambtsbericht Sierra Leone van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 8 juli 2002, kenmerk DPV/AM-754474, blijkt namelijk dat de veiligheidssituatie in Sierra Leone in het algemeen is verbeterd. De algehele (veiligheids) situatie in Sierra Leone is niet van dusdanige aard dat deze zou leiden tot de conclusie dat het voeren van een beleid van categoriale bescherming in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw is geïndiceerd. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in zijn uitspraak van 26 februari 2003, gepubliceerd in JV 2003/139, heeft geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet langer categoriale bescherming is geboden. Hetgeen eiser onder verwijzing naar algemene landeninformatie met betrekking tot de huidige situatie heeft aangevoerd kan hieraan niet afdoen. Het beroep van eiser voor zover het is gericht tegen het vervallen van de verleningsgrond als bedoeld in artikel 32, eerste lid onder c Vw is derhalve ongegrond. 2.12 Ten aanzien van de stellingen van eiser dat hij vanaf de datum van de eerste aanvraag, 27 februari 2002, in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, aanhef, eerste lid onder a, onder b, of onder c van de Vw, overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat bij de beoordeling daarvan dient te worden uitgegaan van de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen. De rechtbank overweegt voorts als volgt. 2.13 De rechtbank stelt voorop dat de algehele situatie in Sierra Leone niet zodanig is dat vreemdelingen die uit dat land afkomstig zijn zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eiser dient derhalve aannemelijk te maken dat er hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin, te weten vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, rechtvaardigen. Verweerder heeft zich in het voornemen en in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer in Sierra Leone, destijds of thans, om enigerlei reden de bijzondere aandacht van de autoriteiten heeft gehad danwel heeft te verwachten. In dat verband heeft verweerder overwogen dat van een eiser persoonlijk betreffende gegronde vrees geen sprake is, nu hij geen lid of sympathisant is geweest van enige politieke, godsdienstige dan wel maatschappelijke organisatie, er geen sprake is geweest van activiteiten die tegen de autoriteiten van zijn land waren gericht, hij nimmer gearresteerd of gedetineerd is geweest door de autoriteiten van zijn land en, voor zover hij stelt te vrezen vanwege vermeende betrokkenheid bij de rebellen bij wie hij gedwongen heeft verbleven, uit voornoemd ambtsbericht blijkt dat er in de periode van september 2001 tot juli 2003 geen berichten waren dat ex-rebellen bij het inleveren van hun wapens problemen hebben ondervonden van de zijde van de autoriteiten, terwijl zij bovendien een beroep kunnen doen op de geldende amnestiewet. Veeleer duidt de omstandigheid dat eiser door de rebellen in gevangenschap werd gehouden erop dat hij het slachtoffer is geworden van willekeurige agressie door deze groep. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, gelet op het vorenstaande, terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling, noch als rechthebbende op een verblijfsvergunning uit hoofde van artikel 29, eerste lid, onder b Vw. Aan dit laatste kan niet afdoen hetgeen eiser heeft aangevoerd met betrekking tot zijn medische conditie, nu de betreffende informatie niet dwingt tot de conclusie dat sprake is van een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium. 2.14 Met betrekking tot eisers beroep op het zogeheten traumatabeleid overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser gedurende zijn gedwongen verblijf bij de rebellen door hen is mishandeld en veelvuldig getuige is geweest van gewelddadigheden en gruweldaden, geen aanleiding geeft tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid, zoals ten tijde hier van belang neergelegd in C4/4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Verweerder motiveert zijn standpunt in het bestreden besluit als volgt. “[…] [Het traumatabeleid ziet] op traumatische ervaringen die zijn veroorzaakt van overheidswege, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Nu de rebellen niet onder een van deze categorieën vallen, en evenmin is gebleken dat de Sierraleoonse autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden, is reeds hierom niet voldaan aan de voorwaarden van het traumatabeleid. […]”. Deze motivering is naar het oordeel van de rechtbank in het licht van hetgeen verweerder elders in het bestreden besluit heeft overwogen met betrekking tot de willekeurige agressie van in Sierra Leone strijdende rebellen, de reïntegratie van die rebellen in de Sierraleoonse samenleving na het op gang komen van het vredesproces en het herstel van de machtsbasis van de autoriteiten vanaf dat moment, niet begrijpelijk. Uit die overwegingen kan immers niet anders worden geconcludeerd dan dat verweerder daarmee impliciet erkent dat de rebellen op enig moment een groepering hebben gevormd waartegen de autoriteiten geen bescherming konden bieden. Zulks vindt overigens steun in het gegeven dat de Nederlandse overheid ten tijde van eisers komst naar Nederland in 2002 een cbb voerde ten aanzien van personen afkomstig uit Sierra Leone. Gelet op het vorenstaande kan eiser niet worden tegengeworpen dat hij, omdat hij niet voor zijn vertrek uit Sierra Leone bescherming heeft gezocht bij de autoriteiten van zijn land, geen aanspraak kan maken op het traumatabeleid. Dat het cbb in september 2002 is afgeschaft - mede op basis van een ambtsbericht over de periode vóór eisers vertrek - kan aan het voorgaande niet afdoen, nu immers, voor wat betreft de toepassing van het geldende beleid, het tijdstip van eisers eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning het moment van beoordeling is. In het kader van de toets aan artikel 29, eerste lid onder c constateert de rechtbank voorts dat niet in geschil is dat de ervaringen van eiser zoals hiervoor weergegeven voor hem de aanleiding zijn geweest Sierra Leone direct na zijn ontsnapping aan de rebellen te ontvluchten. 2.15 Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit geen stand kan houden nu het onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep van eiser is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 Awb. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.16 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-). Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit; 3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; 3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht, moet voldoen. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Gorter, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2007, in tegenwoordigheid van mr. O. Veldman als griffier. De griffier: mr. O. Veldman De rechter: mr. H. Gorter afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.