Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0538

Datum uitspraak2007-07-10
Datum gepubliceerd2007-07-30
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5592 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Termijnoverschrijding betaling griffierecht.


Uitspraak

06/5592 NABW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van: [appellant] (hierna: appellant), van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 maart 2006, 04/6071 en 04/6073 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: College) Datum uitspraak: 10 juli 2007 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 20 februari 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde verzoek om herziening van de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, namens appellant verzet gedaan. Het verzet is behandeld ter zitting van 3 juli 2007. Appellant is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 20 februari 2007 berust hierop, dat het bij het indienen van het verzoek om herziening verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet binnen de laatstelijk door de griffier bij aangetekende brief van 3 november 2006 gestelde termijn is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. In geding is de vraag of het verzoek om herziening van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven. In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Dat appellant na de uitspraak van 20 februari 2007 contant een bedrag ter hoogte van het verschuldigde griffierecht aan (het kantoor van) zijn gemachtigde heeft betaald leidt er niet toe dat het verschuldigde griffierecht is voldaan. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van S. van Ommen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2007. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) S. van Ommen.