Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0512

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers164918 HAZA 06-1516
Statusgepubliceerd


Indicatie

"Hennepkwekerij. Omvang zorgplicht verhuurder/contractspartij van leverancier elektriciteit met betrekking tot illegale aansluiting door huurder."


Uitspraak

vonnis RECHTBANK BREDA Sector civiel recht Team handelsrecht zaaknummer / rolnummer: 164918 / HA ZA 06-1516 Vonnis in verzet van 11 juli 2007 in de zaak van [opposant], wonende te Bergen op Zoom, eiser in het verzet, procureur mr. R.A.H. Post, advocaat mr. W. van Veen te Rotterdam, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT NETWERK B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, gedaagde in het verzet, procureur mr. C.L.M. Gommers, advocaat mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven. Partijen zullen hierna “[opposant]” en “Essent” genoemd worden. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 27 september 2006 en de daarin vermelde stukken - het proces-verbaal van comparitie van 22 november 2006 - de conclusie van antwoord in verzet - de conclusie van repliek in verzet. 2. Het geschil 2.1. Essent heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [opposant] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van euro 24.794,03, vermeerderd met rente en kosten. 2.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Essent integraal toegewezen en is [opposant] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Essent tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal euro 1.208,87. 2.3. [opposant] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Essent alsnog worden afgewezen. 3. De beoordeling 3.1. De rechtbank is gehouden ambtshalve te onderzoeken of het verzet tegen het verstekvonnis tijdig is ingesteld. Onder verwijzing naar het als productie 1 bij de dagvaarding in verzet gevoegde betekeningsexploot stelt [opposant] dat hem het verstekvonnis op 1 augustus 2006 is betekend en dat hij derhalve tijdig verzet heeft gedaan. Essent stelt daarentegen dat het verzet te laat is ingesteld. Ingevolge artikel 143 lid 2 Rv. begint -voor zover hier van belang- de daarin genoemde termijn voor het doen van verzet eerst na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon. Uit voormeld exploot blijkt echter dat het vonnis niet aan [opposant] in persoon betekend is maar aan “Mw [X], aldaar werkzaam en aanwezig”. Dit betekent dat de termijn voor het doen van verzet niet is aangevangen met de in dat exploot vermelde betekening. Nu niet gesteld of gebleken is dat vóór de -voor het doen van verzet geldende- termijn van vier weken voorafgaande aan het uitbrengen van de verzetdagvaarding [opposant] een daad heeft verricht waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan hem bekend is, moet worden geconcludeerd dat het verzet tijdig is ingesteld. [opposant] kan derhalve in zoverre in zijn verzet worden ontvangen. 3.2. Op grond van de wederzijdse proceshouding van partijen staat tussen hen het volgende vast. 1. Op 16 juli 2005 heeft Essent in het pand aan de Canadaweg 8a te Halsteren (hierna: de loods) een hennepkwekerij aangetroffen. [opposant] was destijds mede-eigenaar van die loods die toen in gebruik was bij en verhuurd aan een derde. 2. In de aansluitkast van de elektriciteitsaansluiting van de loods was buiten de kWh-meter om een aansluiting gemaakt ten behoeve van de voeding van de elektrische apparatuur van de kwekerij, hierna: de illegale aansluiting. 3.3. Essent legt aan haar vordering ten grondslag dat door middel van de illegale aansluiting elektriciteit is afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij, dat de aldus afgenomen elektriciteit niet is geregistreerd op de meter en aan haar niet is betaald. Zij stelt dat zij met [opposant] een overeenkomst had gesloten tot aansluiting van deze op het elektriciteitsnet en tot transport van elektriciteit naar die aansluiting, dat die overeenkomst ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij nog van kracht was en dat [opposant] op grond van die overeenkomst gehouden is de afgenomen elektriciteit te betalen alsmede de kosten die zijn gemoeid met, samengevat, het ongedaan maken van de illegale aansluiting. De kosten van de afgenomen elektriciteit berekent Essent op basis van het gebruik van de aangetroffen apparatuur gedurende een door haar aangenomen voorafgaande kweekperiode van acht weken en een aangetroffen kweek van vier weken. Op grond van die berekening stelt Essent de hoeveelheid afgenomen elektriciteit op 121.258,366 kWh en de kosten daarvan op euro 23.895,59 inclusief BTW. 3.4. [opposant] stelt dat hij de loods met ingang van 10 november 2004 had verhuurd aan een derde, dat de huurder ervoor zou zorgen dat de elektriciteitsaansluiting in de loods op diens naam werd gesteld en dat hij steeds in de veronderstelling verkeerde dat dit inderdaad was gebeurd omdat hij -naar de rechtbank begrijpt, in de periode van verhuur- ter zake van de loods nimmer elektriciteitsnota’s heeft ontvangen of voldaan. [opposant] betwist dat hij ten tijde van het gebruik van de hennepkwekerij in een contractuele relatie stond met Essent ten aanzien van de elektriciteitsaansluiting in de loods. Verder stelt [opposant] dat de huurder van de loods de hennepkwekerij heeft ingericht en de illegale aansluiting heeft gemaakt en dat hij ondanks regelmatige pogingen tot controle van het verhuurde daarvan eerst op de hoogte is geraakt na de ontdekking van de kwekerij op 16 juli 2005. [opposant] stelt dat hij zich heeft gedragen als een goed verhuurder, dat hij daarmee heeft voldaan aan een eventuele op hem rustende zorgplicht jegens Essent en dat hij ook om die reden niet aansprakelijk is voor de schade die Essent stelt te hebben geleden. 3.5. Indien komt vast te staan dat, zoals Essent stelt en [opposant] betwist, zij ten tijde van het gebruik van de hennepkwekerij in een contractuele relatie met elkaar stonden op grond waarvan Essent gehouden was de loods van [opposant] aan te sluiten op haar elektriciteitsnet en het transport van elektriciteit naar die aansluiting te verzorgen, is [opposant] gehouden te betalen voor de met deze aansluiting daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid elektriciteit, ook indien deze afgenomen hoeveelheid niet of niet volledig is geregistreerd op de kWh-meter. Daaraan doet niet af dat de illegale aansluiting is aangebracht door een derde en niet door [opposant] zelf, en evenmin dat [opposant] niet op de hoogte was of kon zijn van de illegale aansluiting en het gebruik daarvan. Tot de verbintenissen van een partij (hierna:de afnemer) die met de beheerder van een elektriciteitsnet een overeenkomst heeft gesloten waarbij de beheerder zich heeft verplicht tot aansluiting op en levering via het net¸ behoort immers de verplichting jegens de netbeheerder ervoor te zorgen dat die aansluiting niet op andere wijze wordt gebruikt dan waarvoor die aansluiting door de netbeheerder is ingericht, te weten -voor zover hier van belang- het afnemen van elektriciteit via de meter. In het bijzonder behoort de afnemer ervoor te zorgen dat niet door ingrepen in de aansluiting, verricht buiten medeweten van de netbeheerder, elektriciteit wordt betrokken zonder dat deze wordt geregistreerd op de meter en zonder dat die afgenomen elektriciteit aan de afnemer in rekening kan worden gebracht. De aard van de rechtsverhouding tussen de afnemer en de netbeheerder brengt mee dat in het geval de afnemer in deze zorgplicht tekortschiet waardoor de netbeheerder schade lijdt als gevolg van buiten haar medeweten verrichte handelingen aan de aansluiting, zoals het aanbrengen van een illegale aansluiting als waarvan hier sprake is, deze tekortkoming naar in het verkeer geldende opvattingen aan de afnemer moet worden toegerekend en deze deswege gehouden is de schade van de netbeheerder te vergoeden. Een minder verstrekkende zorgplicht van haar contractspartij zou ertoe kunnen leiden dat een netbeheerder in veel gevallen van elektriciteitsafname via een illegale aansluiting de daardoor toegebrachte schade niet kan verhalen, ofschoon zij in de regel geen of onvoldoende toezicht kan houden op hetgeen gebeurt met haar talloze aansluitingen in woningen en bedrijfspanden. Een dergelijk toezicht kan in de regel wel worden verwacht van, en behoort naar in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen ook te worden uitgeoefend door de afnemer aangezien de betrokken aansluiting zich veelal bevindt in het pand dat deze bewoont of dat onder zijn opzicht staat. In geval van verhuur van een pand, zoals hier aan de orde, is het aan de afnemer om in het licht van de op hem rustende zorgplicht te bezien of hij dat toezicht voldoende inhoud kan geven door het treffen van fysieke maatregelen ten aanzien van de aansluiting of door het maken van afspraken met de huurder. Gegeven de vrijheid van de afnemer zijn contractuele relatie met de netbeheerder ten aanzien van de aansluiting in dat pand te beëindigen en het aan de huurder over te laten op eigen naam een overeenkomst met de netbeheerder ten aanzien van die aansluiting te sluiten, blijft bij voortzetting door de afnemer van die contractuele relatie zijn zorgplicht jegens de netbeheerder onverminderd voortbestaan. 3.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat, indien komt vast te staan dat partijen ten tijde van het gebruik van de kwekerij in een contractuele relatie stonden ten aanzien van de aansluiting in de loods, [opposant] gehouden is tot vergoeding van de schade die Essent heeft geleden door de afname van elektriciteit via de illegale aansluiting. [opposant] heeft de door Essent gestelde schade niet betwist; daarmee staat het beloop van die schade vast. 3.7. Tegenover de betwisting van [opposant] dat hij en Essent in een contractuele relatie met elkaar stonden, heeft deze geen bescheiden in het geding gebracht waaruit de juistheid van haar stelling op dit punt blijkt. Derhalve zal de rechtbank Essent bewijs van haar stelling opdragen zoals hierna vermeld. 3.8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. 4. De beslissing De rechtbank draagt Essent op te bewijzen dat [opposant] en zij in een contractuele relatie met elkaar stonden ten aanzien van de elektriciteitsaansluiting in de loods gedurende de periode waarin de hennepkwekerij aldaar in gebruik was; bepaalt dat, indien Essent het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr Van Hooff, die hierbij als rechter-commissaris wordt aangewezen, in het gerechtsgebouw te Breda aan Cosunpark 20 op een op verzoek van Essent nader te bepalen dag en uur; bepaalt dat de procureurs van partijen binnen 14 dagen na heden, bij brief overeenkomstig bijlage B bij het landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken aan de griffie van het team handelsrecht opgave zullen doen van de verhinderdagen aan hun zijde op woensdagen voor een periode van vijf maanden vanaf de dagtekening van die brief en bepaalt verder dat de procureur van Essent opgave zal doen van het aantal en de namen van de te horen getuigen; verstaat dat bij de oproeping van de getuigen de in artikel 170 Rv voorgeschreven formaliteiten in acht zullen worden genomen, waarbij de in dat artikel bedoelde oproepingsbrieven aangetekend zullen worden verzonden; bepaalt dat Essent, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team handelsrecht - en aan de wederpartij opgeven; bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en aan de wederpartij moeten toesturen; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. Van Hooff, mr Van Noort en mr . Hopmans en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007