
Jurisprudentie
BB0468
Datum uitspraak2007-06-28
Datum gepubliceerd2007-07-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers358489 HA 07-178
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2007-07-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers358489 HA 07-178
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak; ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek werknemer in opzegtermijn. Inhoudelijke beoordeling hoewel CWI al toestemming had gegeven voor opzegging. Hogere vergoeding dan bij ontslagaanzegging aangeboden.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 358489 HA VERZ 07/178
datum : 28 juni 2007
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de heer [VERZOEKENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij, verder te noemen: “[verzoekende partij]”,
gemachtigde mw. mr. M.J.G. Peters, advocaat te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap ALGRA MOCCA D’OR ZWOLLE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
verwerende partij, verder te noemen: “Algra Mocca”,
gemachtigde ir. J.M. Huizinga van Winkel Management Services B.V. te Son en Breugel.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 16 mei 2007 met aangehechte producties en
- het verweerschrift d.d. 5 juni 2007.
De mondelinge behandeling is gehouden op 25 juni 2007. Verschenen zijn:
- [verzoekende partij], vergezeld van mw. mr. Peters voormeld en
- namens Algra Mocca haar directeur J.F. Verhoef, vergezeld van ir. Huizinga voormeld.
Het geschil
[verzoekende partij] heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Algra Mocca wegens gewichtige redenen onder toekenning van een vergoeding naar billijkheid ad € 32.980,50 bruto.
Algra Mocca heeft zich verzet tegen een ontbinding en subsidiair de toekenning aan [verzoekende partij] van een vergoeding naar billijkheid bestreden.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. Algra Mocca is een koffiebranderij en richt zich op de productie en verkoop van koffie en koffiegerelateerde producten, zoals koffiezetapparatuur. Voor het onderhoud en de reparatie van zowel professionele apparatuur als de apparatuur van particulieren had Algra Mocca een onderhoudservice, waarbinnen twee werknemers werkzaam waren. Binnen Algra Mocca zijn in totaal 20 werknemers werkzaam.
b. [verzoekende partij], geboren op [datum], is per [datum] bij Algra Mocca in dienst getreden in de functie van “medewerker technische dienst”. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 1.745,00 exclusief 8% vakantietoeslag.
c. Bij verzoek van 20 maart 2007 heeft Algra Mocca aan het CWI om toestemming verzocht om wegens bedrijfseconomische omstandigheden het dienstverband met [verzoekende partij] te beëindigen. Aan dat verzoek heeft Algra Mocca samengevat ten grondslag gelegd dat zij haar buitendienst-activiteiten van haar onderhoudservice vanwege het structurele verliesgevende karakter wil afstoten en uitbesteden aan een andere organisatie en [verzoekende partij]s functie wil laten vervallen. [verzoekende partij] heeft tegen dat verzoek verweer gevoerd.
d. De moedermaatschappij van Algra Mocca, de besloten vennootschap Verhoef Holding b.v., is vanaf 23 maart 2007 de enig aandeelhouder van de vennootschap Peter Michel Importeur b.v. te Heerhugowaard, aan wie Algra Mocca de buitendienstactiviteiten van haar onderhoudservice zal uitbesteden.
e. Bij memo van 9 april 2007 heeft Algra Mocca haar medewerkers geïnformeerd over onder meer de overname van de vennootschap Peter Michel Importeur b.v. en het gegeven dat in verband met een ontslagname van een monteur een vervanger wordt gezocht voor met name het oosten van Nederland. Algra Mocca heeft deze functie niet aan [verzoekende partij] aangeboden. [verzoekende partij] heeft evenmin gevraagd om voor die functie in aanmerking te worden gebracht.
f. Bij beslissing van 12 april 2007 heeft het CWI aan Algra Mocca de verlangde toestemming verleend. Daartoe heeft het CWI onder meer overwogen dat de bedrijfseconomische noodzaak tot het treffen van maatregelen voldoende aannemelijk is gemaakt, dat Algra Mocca binnen haar ondernemersvrijheid is gebleven om op bedrijfseconomische gronden de buitendienstactivi-teiten van haar onderhoudservice te staken en uit te besteden, dat Algra Mocca tegen de achtergrond van het afspiegelingsbeginsel en daarbinnen het dienstjarenbeginsel [verzoekende partij] in aanmerking heeft kunnen brengen voor een verval van zijn functie, dat voldoende aannemelijk is geworden dat er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn en dat in de persoon van [verzoekende partij] geen redenen kunnen worden gevonden om de aanvrage te weigeren.
g. Bij brief van 27 april 2007 heeft Algra Mocca, onder verwijzing naar de daartoe verleende toestemming van het CWI, het dienstverband met [verzoekende partij] opgezegd tegen 1 juli 2007.
h. Op 28 februari 2007 heeft Algra Mocca in verband met haar reorganisatie eenzijdig een sociaal plan vastgesteld. In dat plan is onder meer verwoord dat een af te vloeien werknemer in aanmerking komt voor een aanvulling op een te ontvangen WW-uitkering. Deze aanvulling bedraagt de eerste twee maanden van de WW-uitkering tot 85% van het laatst verdiende bruto salaris en de resterende maanden van de WW-uitkering tot 80% van dat laatst verdiende salaris.
i. [verzoekende partij] komt, gezien zijn leeftijd en arbeidsverleden, in beginsel in aanmerking voor een WW-uitkering voor de duur van 11 maanden.
Het verzoek en het daartegen gevoerde verweer
[verzoekende partij] heeft aan zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Algra Mocca heeft haar verplichting om zich jegens hem als een goed werkgever te gedragen op grove wijze geschonden. Algra Mocca heeft hem immers onkundig gehouden van haar verzoek aan het CWI, nu [verzoekende partij] niet door Algra Mocca maar door het CWI daarvan op de hoogte is gesteld. De voor het ontslag aangevoerde redenen zijn ook feitelijk onjuist. Algra Mocca heeft valse althans onvolledige informatie aan het CWI verschaft door te verzwijgen dat de andere vennootschap aan wie zij buitendienstactiviteiten van de onderhoudservice zou uitbesteden per 23 maart 2007 door de moedermaatschappij van Algra Mocca was overgenomen. Ten tijde van de overname was Algra Mocca ook bekend dat er een vacature voor monteur was ontstaan bij de technische dienst van die vennootschap. Ook die informatie is aan het CWI onthouden. Inmiddels is de vacature opgevuld zonder dat [verzoekende partij] daarvoor in aanmerking is gebracht, wat een overtreding is van de door het CWI gestelde wederindiensttredingsvoorwaarde. Het vertrouwen in Algra Mocca is daardoor zodanig geschaad dat om die reden een einde moet komen aan de arbeidsovereenkomst. Het gegeven dat de overeenkomst is opgezegd en zal eindigen per 1 juli 2007 staat daaraan niet in de weg. Nu de verstoring van de arbeidsverhouding geheel aan Algra Mocca te wijten is, is de toekenning van een vergoeding ad € 32.980,50 billijk. Voor het geval een lagere vergoeding wordt bepaald, wordt bij voorbaat afstand gedaan van het recht om het verzoek in te trekken, aldus [verzoekende partij].
Algra Mocca heeft het verzoek bestreden en daartoe samengevat het volgende aangevoerd. Een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is niet nodig nu de arbeidsovereenkomst al is opgezegd en per 1 juli 2007 zal eindigen. Conform het sociaal plan is [verzoekende partij] ook een vergoeding toegekend in de vorm van een aanvulling op een eventuele WW-uitkering. Daarnaast is onverplicht de opzegtermijn met één maand verlengd om [verzoekende partij] langer vanuit een werkende situatie te kunnen laten solliciteren. De ontslagprocedure bij het CWI is geheel conform de regels verlopen. De situatie was zodanig duidelijk dat het CWI ook geen tweede ronde van toelichting nodig heeft geacht. Anders dan [verzoekende partij] stelt, is het CWI niet onjuist of onvolledig ingelicht. De overname van de vennootschap Peter Michel Importeur b.v. kwam pas rond na indiening van het verzoek bij het CWI. Die vennootschap maakt sinds 23 maart 2007 wel deel uit van de moedermaatschappij, maar staat nog wel los van Algra Mocca. De vacature van monteur binnen de overgenomen vennootschap is een geheel andere functie dan de door [verzoekende partij] beklede functie. De functies zijn niet uitwisselbaar. In die andere functie is de commerciële component belangrijk. [verzoekende partij] bezit de benodigde commerciële kwaliteiten niet. Overigens heeft [verzoekende partij] na het bekend worden van deze vacature op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat hij toch voor deze functie in aanmerking wilde komen. Het is ook niet geloofwaardig dat [verzoekende partij] bij de huidige arbeidsmarkt een functie zou ambiëren met een zo afwijkend karakter als monteur bij Peter Michel Importeur b.v. Er is geen verstoring van de arbeidsrelatie. Dat [verzoekende partij] niet door Algra Mocca maar door het CWI van het verzoek om toestemming op de hoogte is gesteld is alleen het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, aldus Algra Mocca.
De beoordeling
1.
Nu het verzoek tot ontbinding is gedaan door [verzoekende partij] als werknemer en de in de artikel 7:670 BW neergelegde opzegverboden zich richten tot een werkgever, kan een eventueel opzegverbod opleverende situatie niet aan een inwilliging van het verzoek in de weg staan.
2.
Aangezien de - opgezegde - arbeidsovereenkomst van partijen thans nog bestaat, is [verzoekende partij], gelet op het bepaalde in lid 1 van artikel 7:685 BW, bevoegd om zich met een ontbindingsver-zoek tot de kantonrechter te wenden. Anders dan Algra Mocca veronderstelt, kan [verzoekende partij] dan ook in zijn verzoek worden ontvangen.
3.
[verzoekende partij] heeft zijn verzoek gebaseerd op een verstoring van de arbeidsrelatie en voorts verzocht aan hem een vergoeding toe te kennen die hoger ligt dan de vergoeding uit het sociaal plan. Wat daar verder ook van zij, [verzoekende partij] heeft daarmee, anders dan Algra Mocca veronderstelt, een voldoende belang bij zijn verzoek. [verzoekende partij] behoeft dan ook niet te worden verwezen naar een procedure op basis van artikel 7:681 BW.
4.
Aangezien de door Algra Mocca aan haar verzoek om toestemming tot opzegging van de arbeidsrelatie ten grondslag gelegde reden van bedrijfseconomische omstandigheden voor verval van [verzoekende partij]s functie al door het CWI is beoordeeld en [verzoekende partij] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waardoor die bedrijfseconomische noodzaak moet worden betwijfeld, geldt voor de kantonrechter als gegeven dat er voldoende bedrijfseconomische gronden zijn voor Algra Mocca’s beslissing om de buitendienstactiviteiten van haar onderhoud-service te staken en uit te besteden en als gevolg daarvan [verzoekende partij]s functie te laten vervallen.
4.1
Het gegeven dat [verzoekende partij] niet door Algra Mocca doch door het CWI van Algra Mocca’s verzoek op de hoogte is gesteld, maakt het voorgaande niet anders, nu gesteld noch gebleken is dat [verzoekende partij] daardoor in enig opzicht in zijn verweer tegen dat verzoek aan het CWI is bemoeilijkt geweest.
4.2
Het gegeven dat Algra Mocca in haar verzoek de functie van [verzoekende partij] heeft betiteld als “monteur buitendienst” en niet als “medewerker technische dienst” en [verzoekende partij]s functie als niet uitwisselbaar met enige andere functie binnen Algra Mocca heeft benoemd, maakt het voorgaande evenmin anders, nu het CWI, zoals blijkt uit haar beslissing van 12 april 2007, aan die argumentatie is voorbijgegaan en [verzoekende partij]s functie uitwisselbaar heeft geacht met die van zijn collega binnen de onderhoudservice. Die uitwisselbaarheid heeft er vervolgens niet aan in de weg gestaan dat [verzoekende partij] het eerst voor ontslag in aanmerking kon worden gebracht.
4.3
In beginsel dien(t)(en) conform artikel 4:2 van het Ontslagbesluit per bedrijfsvestiging de werknemer(s) geselecteerd te worden die voor een ontslag in aanmerking zouden komen. Voorstelbaar is echter dat het CWI, indien zij daarvan op de hoogte zou zijn, nadere vragen zou hebben gesteld over de aard, inhoud, functieniveau, beloning en andere omstandigheden van de functie van monteur van de overgenomen vennootschap Peter Michel Importeur b.v. Die vennootschap is immers per 23 maart 2007 tot de groep van ondernemingen gaan behoren, waartoe Algra Mocca ook behoort, waarbij de door [verzoekende partij] verrichte werkzaamheden aan die overgenomen vennootschap zouden worden uitbesteed. Of de functie van [verzoekende partij] uitwisselbaar kan worden geacht met - ofwel wederkerig vergelijkbaar en gelijkwaardig aan - de functie van monteur binnen genoemde vennootschap, is gemotiveerd door Algra Mocca weersproken. De kantonrechter heeft onvoldoende reden om thans anders te oordelen, zodat daarmee niet tot de conclusie kan worden gekomen dat het CWI zodanige informatie is onthouden dat het waarschijnlijk is dat het CWI tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
4.4
Het gegeven dat Algra Mocca bij haar verzoek aan het CWI heeft gesteld voor [verzoekende partij] geen herplaatsingmogelijkheden te zien noch de omstandigheid dat Algra Mocca nadien niet uit eigener beweging de bij de vennootschap Peter Michel Importeur b.v. opengevallen functie van monteur heeft aangeboden, kan naar het oordeel van de kantonrechter met vrucht aan Algra Mocca worden verweten. [verzoekende partij] heeft ter zitting immers verklaard geen belangstelling (meer) voor die functie te hebben, waarbij de kantonrechter niet kan delen, zoals [verzoekende partij] ter verklaring van zijn ontbrekende interesse heeft aangevoerd, het door hem ervaren gevoel dat hij hoe dan ook niet meer welkom was.
4.5
Met het voorgaande sneuvelt al tevens het verwijt van [verzoekende partij], wat daar verder ook van zij, dat Algra Mocca de aan de toestemming van 12 april 2007 verbonden wederindiensttredingsvoor-waarde heeft overtreden doordat de vennootschap Peter Michel Importeur b.v. de binnen haar onderneming bestaande vacature van monteur heeft ingevuld.
5.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet met succes aan Algra Mocca kan worden verweten dat zij op bedrijfseconomische gronden om toestemming heeft verzocht om de arbeidsrelatie met [verzoekende partij] op te zeggen, de wijze waarop zij die toestemming heeft verzocht en de daarvoor aangevoerde argumenten daaronder begrepen, en dat zij die toestemming heeft verkregen. De door [verzoekende partij] gestelde door Algra Mocca veroorzaakte vertrouwensbreuk acht de kantonrechter dan ook niet aannemelijk geworden.
6.
[verzoekende partij] heeft echter met nadruk gesteld niet langer bereid te zijn om nog langer voor Algra Mocca arbeid te verrichten. Die houding leidt op zichzelf al tot een verandering in de omstandigheden die een ontbinding rechtvaardigt. Dit leidt er toe dat de kantonrechter het voornemen heeft de overeenkomst te ontbinden en wel per 30 juni 2007.
7.
Wat betreft de door [verzoekende partij] verzochte vergoeding naar billijkheid geldt dat alleen de door Algra Mocca gestelde bedrijfseconomische omstandigheden redengevend kan worden geacht voor de beëindiging van de arbeidsrelatie. Nu de op die omstandigheden gebaseerde reorganisatie in de risicosfeer van Algra Mocca als werkgever ligt, is er in beginsel voldoende reden voor de bepaling van een vergoeding.
8.
Anders dan Algra Mocca veronderstelt, kan echter de in haar sociaal plan opgenomen suppletieregeling niet als voldoende adequaat worden betiteld. Weliswaar is de verliesgevendheid van haar onderhoudservice voldoende grond voor een saneringsmaatregel als thans door Algra Mocca genomen, gesteld noch gebleken is dat zij in een zodanige financiële situatie verkeert dat een substantiële vergoeding haar bestaan en daarmee de werkgelegenheid van de andere werknemers serieus in gevaar zou brengen. De geboden suppletieregeling komt neer op een maximaal bedrag van circa € 2.250,00 bruto, waarbij een eventueel lager verdiend salaris elders niet wordt verzacht. Gesteld noch gebleken is voorts dat die aanvullingsregeling op een ander dan [verzoekende partij] is toegepast of zal worden toegepast. Het sociaal plan is voorts eenzijdig door Algra Mocca vastgesteld zonder bemoeienis van een personeels-vertegenwoordiging, een ondernemingsraad of een vakorganisatie. De in verband met de beëindiging van de arbeidsrelatie aan [verzoekende partij] toe te kennen vergoeding moet dan ook worden bepaald aan de hand van de kantonrechtersformule.
9.
Gelet op de leeftijd van [verzoekende partij] van 29 jaar en zijn indiensttreding per 4 september 2000 moet de factor A op “7” worden gesteld.
Voor de factor B zal worden uitgegaan van een salaris inclusief vakantietoeslag van € 1.884,60.
De factor C zal op “0,5” worden gesteld. Hierin is verdisconteerd het gegeven dat Algra Mocca enerzijds financieel onder druk staat en anderzijds dat zij haar vooruitzichten positief inschat. Voorts is daarbij rekening gehouden dat Algra Mocca onverplicht de opzegtermijn met één maand heeft verlengd. Tot slot is meegenomen dat [verzoekende partij], gezien zijn leeftijd, ervaring en de huidige ruime mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor werknemers, in staat moet worden geacht om op korte termijn elders passend werk te kunnen vinden.
Een en ander leidt tot een vergoeding van afgerond € 6.600,00 bruto.
10.
Aangezien [verzoekende partij] ter zitting uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van zijn recht zijn verzoek in te trekken indien niet de door hem verzochte vergoeding naar billijkheid wordt toegekend, kan worden beschikt al nader in het dictum te melden.
11.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als nader in het dictum te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 30 juni 2007 onder toekenning aan [verzoekende partij] ten laste van Algra Mocca van een vergoeding van € 6.600,00 bruto en veroordeelt Algra Mocca tot betaling van dat bedrag aan [verzoekende partij] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 juni 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.