Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0363

Datum uitspraak2007-07-25
Datum gepubliceerd2007-07-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606763/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 mei 2003 heeft de deelraad van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld (thans: stadsdeel Slotervaart) van de gemeente Amsterdam, op voorstel van het dagelijks bestuur van 22 april 2003, het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001" vastgesteld.


Uitspraak

200606763/1. Datum uitspraak: 25 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant A], [appellant B] en de leden van het Comité (Dak)Opbouw doet Afbreuk, allen wonend te Amsterdam, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 mei 2003 heeft de deelraad van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld (thans: stadsdeel Slotervaart) van de gemeente Amsterdam, op voorstel van het dagelijks bestuur van 22 april 2003, het bestemmingsplan "Nieuw Sloten 2001" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 januari 2004, kenmerk 2003-26472, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan (hierna: het plan). De Afdeling heeft het besluit van 13 januari 2004 bij uitspraak van 29 september 2004, zaak no. 200401684/1, gedeeltelijk vernietigd. Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 juli 2006, kenmerk 2006-33939, voor zover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 oktober 2006. Bij brief van 16 november 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [partij] en de deelraad van het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2007, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. H.G. Tienstra, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij [partij] en de deelraad van het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door drs. F. Lindhoud en mr. A.D. Jansen, ambtenaren van het stadsdeel, gehoord. 2.    Overwegingen Overgangsrecht 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Ontvankelijkheid 2.2.    Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een beroepschrift de gronden van het beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.    Appellanten hebben de gronden van hun beroep niet vermeld. Bij aangetekende brief van 14 september 2006 zijn appellanten gewezen op dit verzuim en zijn zij tot en met 12 oktober 2006 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.    Bij aangetekende brief van 9 oktober 2006 is deze termijn verlengd tot en met 25 oktober 2006. Bij deze brief is appellanten tevens meegedeeld dat een verzoek tot verdere verlenging van deze termijn niet zal worden ingewilligd.    De leden van het Comité (Dak)Opbouw doet Afbreuk hebben de gronden van het beroep niet alsnog ingediend. Het beroep voor zover ingediend door de leden van het Comité is niet-ontvankelijk. Toetsingkader 2.3.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.    Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het plan 2.4.    Het plan beoogt met name te voorzien in een toetsingskader voor uitbreiding van bestaande woningen in een groot gedeelte van de nieuwbouwwijk Nieuw Sloten te Amsterdam. Het bestreden besluit 2.5.    Verweerder heeft het plandeel met de bestemming "Woningen" betreffende de percelen Zichemplein 3, 5 en 7 in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft aan het plandeel goedkeuring onthouden.    Verweerder heeft in navolging van de stadsdeelraad bij de beoordeling omtrent de aanvaardbaarheid van een dakopbouw de situatie ter plaatse van de percelen aan het Zichemplein 3, 5 en 7 getoetst aan een minimumafstand tussen de toegestane woningen met dakopbouwen en de omliggende woningen en tuinen én beoordeeld of een dakopbouw geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van derden in de omliggende bebouwing wat bezonning, daglichttoetreding, uitzicht en privacy betreft. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie ter plaatse van de percelen aan het Zichemplein 3, 5 en 7 aan de minimumafstand voldoet en, mede gezien de bezonningsonderzoeken, een dakopbouw op de woningen aan de percelen Zichemplein 5 en 7 in ieder geval geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van derden. Het standpunt van [appellant A] en [appellant B] 2.6.    Ter zitting hebben [appellant A] en [appellant B] gesteld dat hun beroep is beperkt tot de motivering van de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Woningen" op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7.    [appellant A] en [appellant B] stellen in beroep dat uit de motivering ten onrechte volgt dat op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7 een dakopbouw moet worden toegestaan. Volgens hen zijn de door de stadsdeelraad gehanteerde uitgangspunten onduidelijk, zodat verweerder zich had moeten onthouden van een oordeel over de aanvaardbaarheid van dakopbouwen en deze beslissing had moeten overlaten aan de stadsdeelraad. Vaststelling van de feiten 2.7.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.7.1.    Aan de gronden Zichemplein 3, 5 en 7 is de bestemming "Woningen (W)" toegekend. Dit plandeel is op de plankaart niet van een aanduiding "dakopbouw toegestaan" voorzien.    Op de plankaart is als maximale bouwhoogte zes meter aangeduid.    Ingevolge artikel 3, zevende lid, van de planvoorschriften is het toegestaan daar waar nader op de plankaart is aangegeven "dakopbouw toegestaan" de maximale bouwhoogte met maximaal drie meter te overschrijden ten behoeve van het verwezenlijken van een dakopbouw. 2.7.2.    Bij haar uitspraak van 29 september 2004, zaak no. 200401684/1, heeft de Afdeling het besluit van 14 januari 2004 vernietigd, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de aanduiding "dakopbouw toegestaan" voor zover deze betrekking heeft op de plandelen met de bestemming "Woningen" betreffende de percelen Borgloonstraat 5 en 7 en voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Woningen" voor zover dat betrekking heeft op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7. 2.7.3.    Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), voor zover van belang, stelt de gemeenteraad, indien door gedeputeerde staten goedkeuring aan een vastgesteld bestemmingsplan is onthouden, binnen een jaar een nieuw plan vast, waarbij het besluit van gedeputeerde staten in acht wordt genomen. Het oordeel van de Afdeling 2.8.    Ter zitting heeft de stadsdeelraad nader toegelicht dat bij het bepalen van de aanvaardbaarheid van een dakopbouw wordt getoetst aan een minimumafstand alsmede de belangen van derden en dat daarnaast ook de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit worden bezien. Op de zitting heeft de stadsdeelraad gesteld dat de toetsing aan de belangen van derden en de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit tot uitdrukking komt in de afstandsnorm. De stadsdeelraad heeft ter zitting echter ook gesteld dat de toetsing aan de belangen van derden en de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit niet in de afstandsnorm is inbegrepen en dat naast deze norm ook aan deze uitgangspunten moet worden getoetst.    Niet duidelijk is welke uitgangspunten door de stadsdeelraad bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een dakopbouw worden gehanteerd en hoe deze uitgangspunten zich tot elkaar verhouden. Voorts is onduidelijk hoe de uitgangspunten bij de toepassing in een concreet geval tot hun recht komen. Nu verweerder in het bestreden besluit in navolging van de stadsdeelraad van deze uitgangspunten is uitgegaan en ze heeft toegepast, berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. 2.8.1.    Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woningen" betreffende de percelen Zichemplein 3, 5 en 7 te Amsterdam, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.    Aangezien de stadsdeelraad bij de vaststelling van het plan van dezelfde uitgangspunten is uitgegaan, is het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre eveneens in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Gelet hierop bestaat aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten. Bij de toepassing van artikel 30 van de WRO zal de stadsdeelraad acht dienen te slaan op hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het is thans derhalve aan de stadsdeelraad om een volledige heroverweging te maken omtrent de aanvaardbaarheid van dakopbouwen op het plandeel. Proceskosten 2.9.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door de leden van het Comité (Dak)Opbouw doet Afbreuk; II.    verklaart het beroep voor zover ingediend door [appellant A] en [appellant B] gegrond; III.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 11 juli 2006, kenmerk 2006-33939, voor zover goedkeuring is onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woningen" op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7; IV.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover goedkeuring is onthouden aan het plandeel met de bestemming "Woningen" op de percelen Zichemplein 3, 5 en 7; V.    gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. H.P.J.A.M. Hennekens en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van J.M. Leurs, ambtenaar van Staat. w.g. Kosto     w.g. Leurs Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2007 372.