
Jurisprudentie
BB0287
Datum uitspraak2007-07-20
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4687 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4687 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAZ-uitkering.
Uitspraak
05/4687 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 juni 2005, 05-207 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.M. van Kerkvoorden, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand de Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2007. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het Uwv was vertegenwoordigd door
mr. C. Vork.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv van 13 december 2004, waarbij de intrekking van de WAZ-uitkering is gehandhaafd, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medische onderzoek voldoende volledig en zorgvuldig is geweest en er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van het medische oordeel. Niet is gebleken dat de beperkingen zijn onderschat en er is voldoende gemotiveerd waarom er geen reden is voor een urenbeperking. Aan de geduide functies is geen zwaardere belasting verbonden dan voor appellante is toegestaan.
Appellant heeft hiertegen aangevoerd dat haar medische situatie is verslechterd. Op de datum in geding was het voor appellante volstrekt niet mogelijk om gedurende hele dagen werkzaamheden te verrichten. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante een brief van revalidatiecentrum Heliomare van 9 februari 2005 overgelegd en een brief van de huisarts van 14 mei 2007.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in de rapportage van 7 september 2005 gereageerd op de brief van Heliomare. De bezwaarverzekeringsarts heeft in haar rapportage van 30 mei 2007 aangegeven dat de huisarts geen nieuwe medische gegevens meldt en geen medische argumenten geeft waarom er meer beperkingen van toepassing zouden zijn.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
De brieven van Heliomare en de huisarts leiden niet tot de conclusie dat sprake is van meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Uit deze brieven blijkt immers niet van meer medisch geobjectiveerde beperkingen. De Raad verwijst terzake naar de hiervoor genoemde rapportages van de bezwaarverzekeringsarts.
Voor het oordeel dat er reden is voor een urenbeperking zijn in deze brieven evenmin aanknopingspunten te vinden.
Met betrekking tot appellantes stelling dat het Uwv ook informatie bij de reumatoloog had moeten inwinnen, overweegt de Raad dat hiertoe gelet op de reeds voorhanden gegevens geen aanleiding bestond. Overigens wijst de Raad er op dat de brief van de huisarts van 14 mei 2007 ook informatie van de reumatoloog bevat, zodat de bezwaarverzekeringsarts deze informatie op 30 mei 2007 bij zijn oordeel heeft kunnen betrekken.
De Raad is voorts met de rechtbank van oordeel dat de belasting van de voor appellante geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschrijdt. Vergelijking van het voor appellante geldende maatmaninkomen met het loon dat zij nog kan verdienen met deze werkzaamheden resulteert in een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J. H. Doornewaard als voorzitter en
I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2007.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) N.E. Nijdam.