Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0194

Datum uitspraak2007-06-27
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2073 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vergoeding renteschade. Proceskostenveroordeling.


Uitspraak

07/2073 WW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 27 februari 2007, 06/1837 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 27 juni 2007. I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.L. Wilke, werkzaam bij de Hout- en Bouwbond CNV, voorlopig hoger beroep ingesteld. Bij brief van 17 april 2007 heeft het Uwv de Raad een afschrift van een nieuwe beslissing op bezwaar van diezelfde datum toegezonden. Bij schrijven van 2 mei 2007 heeft appellant een reactie ingezonden op de nieuwe beslissing op bezwaar van 17 april 2007. Partijen hebben toestemming gegeven een nadere behandeling ter zitting achterwege te laten. II. OVERWEGINGEN 1. Bij bestreden besluit van 3 juli 2006 heeft het Uwv zijn besluit van 24 januari 2006, waarbij het Uwv het verzoek van appellant tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ad € 840,50 op grond van Hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet heeft afgewezen, gehandhaafd. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 3 juli 2006 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. 3. Namens appellant is tegen deze uitspraak voorlopig hoger beroep ingesteld, waarbij de Raad is verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen en te bepalen dat de proceskosten ad € 840,50 door het Uwv worden overgenomen. Tevens is verzocht om vergoeding van wettelijke rente en vergoeding van kosten van rechtsbijstand. 4. Bij het in rubriek I genoemde besluit van 17 april 2007 heeft het Uwv laten weten alsnog over te gaan tot overneming van de hier aan de orde zijnde kosten ad € 840,50. Tevens heeft het Uwv laten weten de kosten van bezwaar tot een bedrag van € 322,-- te vergoeden. 5. Bij brief van 2 mei 2007 heeft appellant laten weten geen inhoudelijke bezwaren tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 17 april 2007 te hebben en verzoekt de Raad het Uwv te veroordelen in de proceskosten. 6. De Raad overweegt als volgt. 7.1. Gelet op de onder 4. genoemde beslissing op bezwaar van 17 april 2007 en het schrijven van appellant van 2 mei 2007 komt het besluit van 3 juli 2006, alsook de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. 7.2. Het verzoek om met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het Uwv te veroordelen tot vergoeding van renteschade kan worden ingewilligd, in dier voege dat het Uwv de wettelijke rente dient te vergoeden over de nabetaling van de uitkering en dat de ingangsdatum van de rente wordt gesteld op 1 maart 2006. Voor de verdere berekening wordt verwezen naar ’s Raads uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495, RSV 1996/182 en JB 1995/314. 8. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 966,-- voor kosten van verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en een bedrag van € 161,-- voor kosten van verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal een bedrag van € 1127,--. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het besluit van 3 juli 2006 gegrond en vernietigt dat besluit; Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van renteschade als hiervoor is aangegeven; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1127,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht van € 144,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007. (get.) M.A. Hoogeveen. (get.) P. Boer. BvW/286