Jurisprudentie
BA8889
Datum uitspraak2007-04-25
Datum gepubliceerd2007-07-09
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers125340 / HA ZA 06-1262
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-07-09
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers125340 / HA ZA 06-1262
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Art. 4 Wegenwet
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 125340 / HA ZA 06-1262
Vonnis van 25 april 2007
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [plaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [plaats],
eisers,
procureur mr. G.D. te Biesebeek,
advocaat R.J. Vriezen te Apeldoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZWOLLE,
zetelend te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. W.E.M. Klostermann.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van [adres] januari 2007
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 maart 2007.
1.2 Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [eiser sub 1] heeft op 15 mei 2003 in eigendom verkregen het woonhuis met
(onder)grond plaatselijk bekend als [adres] te [plaats]. In de akte van levering is het onroerend goed als volgt omschreven:
De hoekwoning met ondergrond, erf en verdere bestanddelen staande en gelegen te [postcode] [plaats], [adres], kadastraal bekend gemeente [plaats]rkerspel, sectie L nummer 2112, groot één are en 35 centiare, welke woning voorkomt op de lijst van beschermde monumenten, als bedoeld in de Monumentenwet.
De woning is gelegen in de buurtschap [naam], nabij [plaats].
2.2 [eiser sub 1] heeft met de Gemeente een verschil van mening over de status van de perceelstrook die is gelegen voor en naast zijn woning, niet zijnde het voetpad, hierna verder te noemen “de perceelstrook”.
2.3 In [adres]85 heeft de gemeente de riolering in de [straat] vernieuwd en er een voetpad aangelegd. De [straat] is aan weerszijden voorzien van trottoirs van grijze betonnen stoeptegels. Aan de zijde van de woning van [eiser sub 1] die aan de straat grenst, de noordelijke zijde, ligt een strook die gedeeltelijk uit betonnen “waaltjes” met een van de stoeptegels wat afwijkende kleur bestaat. Dat is de bewuste perceelstrook, die 4 cm. lager ligt dan de stoep waar hij in overgaat. Aan die zijde van de weg bevinden zich ook verdiept aangelegde parkeerhavens.
2.4 Het geschil tussen partijen centreert zich rond de vraag of de perceelstrook tot de openbare weg gerekend moet worden. [eiser sub 1] wil op de perceelstrook nieuwe bestrating aanleggen en er een erfafscheiding oprichten maar daarvoor heeft hij van de Gemeente geen (bouw)vergunning gekregen. De Gemeente stelt dat de perceelsstrook onderdeel uitmaakt van de weg als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wegenwet en dat de strook gedurende meer dan 10 jaar voor eenieder toegankelijk is geweest en in die tijd ook door haar is onderhouden.
2.5 [eiser sub 1] betwist dat standpunt. Hij erkent dat het door de Gemeente in 1985 aangelegde voetpad inmiddels onderdeel is gaan uitmaken van de openbare weg als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder II van de Wegenwet maar hij betwist dat het overige gedeelte van de perceelsstrook eveneens als een openbare weg in voornoemde betekenis kan worden aangemerkt.
3. Beoordeling van het geschil
3.1 De Gemeente heeft twee schriftelijke getuigenverklaringen in het geding gebracht. Een is van [naam], geboren te [naam] op [datum]. Hij verklaart:
De ruimte zowel vóór als links en rechts van wat nu perceel [adres] is (is) zolang ik mij kan herinneren (1948) altijd toegankelijk voor iedereen met die verstande dat er in de jaren dat het perceel van 4 woningen (eerst 5) is verkocht in twee gedeelten voor 2 woningen een afscheiding is gekomen in het achterpad.
Op de ruimte voor [adres] (tegenover [adres] stond een Dorpspomp die zowel gebruikt werd door de bewoners van de 5 armenwoningen van de kerk als ook door voorbijgangers en bewoners van [naam] indien nodig. De ruimte is altijd verhard geweest, eerst met klinkers en grint later is het [adres] tot huidige situatie door de koper [naam] uit [plaats]. In de ruimte tussen [adres] en [adres] zat voor de aanleg van de riolering een gezamenlijke beerput. Deze ruimte werd tevens gebruikt als achteruitgang voor [straat] [adres] en [adres] en eerder [adres]. Hoe precies de eigendomsgrenzen liggen weet ik niet.
De verklaring van [naam], wonende [straat] [adres] te [naam], luidt:
Zolang ik me kan herinneren is de voorzijde van [adres] openbaar geweest. Ik ben geboren windesheimer en woon sinds 1973 op [straat] [adres] (t.o. nr. [adres]). Wanneer de klinkerbestrating is aangelegd weet ik niet meer precies. Maar toen in 1983 de riolering is aangelegd was het trottoir er al.
4.2 Reeds deze verklaringen geven voldoende steun aan het standpunt van de Gemeente. Uit de verklaringen kan met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat er sprake is van openbaarheid in de zin van artikel 4 lid 1 onder I van de Wegenwet, welke wetsbepaling aangeeft dat een weg openbaar is “wanneer hij na het tijdstip van 30 jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende 30 achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest”. Ter comparitie heeft [eiser sub 1] de juistheid van die verklaringen betwist maar hij heeft die betwisting niet deugdelijk onderbouwd. De Gemeente bestrijdt terecht dat de strook, ook al is die gelegen binnen de kadastrale perceelsgrenzen van [eiser sub 1], aan de openbare weg onttrokken zou zijn. Artikel 4 van de Wegenwet bepaalt ondermeer dat een weg openbaar is (artikel 4 lid 1 onder II) “wanneer hij na het tijdstip van 10 jaren vóór het inwerking treden van deze wet gedurende tien achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, ene Provincie, ene Gemeente of een Waterschap”.
Lid 2 van artikel 4 bepaalt dat het bepaalde onder (I en) II bepaalde uitzondering lijdt, “wanneer loopende den termijn van 30 of van 10 jaren, gedurende een tijdvak van ten minste één jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor eenieder toegankelijk is”. Dat kenbaar maken kan volgens lid 3 geschieden door het stellen van opschriften als: “eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kenteekenen”.
4.3 [eiser sub 1] stelt in de eerste plaats dat de strook niet gedurende een periode van 10 jaren als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder II door de Gemeente is onderhouden. Dat argument kan hem niet baten omdat hij niet gesteld heeft welke onderhoudsmaatregelen in die periode dan noodzakelijk zijn geworden die niet door de Gemeente maar door hemzelf of zijn rechtsvoorgangers zijn volvoerd. Als het zou gaan om het vegen van de stoep kan toch moeilijk worden volgehouden dat die activiteit, mits lang genoeg volgehouden door aanwonenden, het betreffende weggedeelte aan de openbaarheid zou kunnen onttrekken.
4.4 Voorts kan niet worden aanvaard het standpunt van [eiser sub 1] dat de afwijkende maat en kleur van de tegels in de perceelstrook een “ander kenteken”zou zijn in de zin van lid 3 van artikel 4 van de Wegenwet. Zo’n kenteken zou wel kunnen zijn een “erfafscheiding, van niet hoger dan 1 meter” die [eiser sub 1] zegt te hebben willen oprichten doch waarvoor hij geen toestemming van de Gemeente heeft gekregen.
4.5 Overigens toont ook de foto van de situatie ter plaatse die door de Gemeente is overgelegd de wezenlijke onaanvaardbaarheid van het standpunt van [eiser sub 1]. Op die foto is te zien dat de verdiept aangelegde parkeerhaven naast de perceelstrook geen enkele ruimte zou laten voor aan de stoepzijde uit- en instappende parkeerders indien het [eiser sub 1] zou worden toegestaan een erfafscheiding aan te leggen zoals door hem beoogd. Het is duidelijk dat een openzwaaiend portier van een daar geparkeerde auto dusdanig in het gedrang zou komen door een door [eiser sub 1] ter plekke opgerichte erfafscheiding, dat van behoorlijk in- en uitstappen geen sprake zou kunnen zijn. Ook door de aanleg van die parkeerhaven te dulden moeten de rechtsvoorgangers van [eiser sub 1] geacht worden zich te hebben neergelegd bij de openbaarheid van de perceelsstrook.
4.6 De vordering van [eiser sub 1] moet worden afgewezen. Hij zal als de geheel in het ongelijk gesteld partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 wijst de vordering af,
5.2 veroordeelt [eiser sub 1] in de kosten van de procedure, welke kosten voor zover tot op heden aan de zijde van de Gemeente zijn gevallen worden bepaald op EUR 1.052,--.
5.3 Verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op woensdag 25 april 2007.