Jurisprudentie
BA8412
Datum uitspraak2007-06-29
Datum gepubliceerd2007-06-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 06/1676
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-06-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 06/1676
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering medewerking te verlenen in kader postbezorging aan het geven van de bestemming openbare weg aan een steeg te Rouveen.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 06/1876
Uitspraak
in het geding tussen:
A t/m J,
wonende te Rouveen, eisers,
gemachtigde: mr. E. Franssen, advocaat te Winschoten,
en
de Kamer uit Gedeputeerde Staten van Overijssel voor de behandeling van beroepschriften,
verweerder,
en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, belanghebbende I,
en
de Raad van de gemeente Staphorst, belanghebbende II,
en
Koninklijke TNT Post BV (voorheen TPG Post), belanghebbende III,
gemachtigde: mr. W.E. Pors, advocaat te ’s-Gravenhage.
1.Procesverloop
Bij brief van 2 mei 2005 heeft de gemachtigde van eisers bij belanghebbende II een verzoek ingediend om medewerking te verlenen aan het geven van de bestemming openbare weg aan de steeg, plaatselijk bekend als Oude Rijksweg 300 tot en met 310 (even) te Rouveen, gemeente Staphorst (verder te noemen: de steeg).
In zijn vergadering van 30 augustus 2005 heeft belanghebbende II besloten de gevraagde medewerking te weigeren. Dit besluit is op 6 september 2005 door belanghebbende I aan de gemachtigde van eisers gezonden.
Namens eisers is tegen dit besluit bij schrijven van 7 september 2005 administratief beroep ingesteld bij verweerder.
Bij het bestreden besluit van 6 juli 2006 heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard onder verandering van de motivering.
Bij schrijven van 16 augustus 2006, aangevuld op 19 september 2006, is namens eisers beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft op 4 oktober 2006 een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van belanghebbende III heeft op 9 mei 2007 haar standpunt aan de rechtbank doen toekomen.
Behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 juni 2007, alwaar eisers zich hebben doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw mr. M. van Dijk-Prakken. Belanghebbenden I en II hebben zich doen vertegenwoordigen door de heer J.D. Alsema en de heer F. Bakker. Belanghebbende III heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd, vergezeld van de heer M. Vietsch.
2. Overwegingen
Kern van het geschil is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten om het besluit van belanghebbende II in stand te laten.
Artikel 1 van de Wegenwet luidt:
1. Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.
2. Onder wegen worden in deze wet mede verstaan:
I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;
II. bruggen.
Artikel 4, lid 1 van de wet luidt:
1. Een weg is openbaar:
I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;
II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;
III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 5, eerste lid van de Wegenwet kan de onder III van artikel 4, eerste lid, van de Wegenwet bedoelde bestemming slechts worden gegeven met medewerking van de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen.
Eisers zijn rechthebbenden van de steeg Oude Rijksweg 300-310 te Rouveen. Belanghebbende III heeft in 2003 besloten geen post meer te bezorgen in de brievenbussen die zijn geplaatst in de stegen in Rouveen. Belanghebbende III merkt de stegen aan als een niet-openbare weg en stelt zich op het standpunt dat zij uit financiële/logistieke overwegingen niet gehouden is post te bezorgen in brievenbussen die niet zijn geplaatst aan een openbare weg, gelet op het bepaalde in artikel 1 van het Besluit Brievenbussen.
Op grond hiervan hebben eisers aan belanghebbende II verzocht om medewerking als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wegenwet.
Blijkens het besluit van 30 augustus 2005 heeft belanghebbende II de medewerking geweigerd omdat:
- het verzoek is bedoeld om op een voor de aanwonenden van de steeg passende wijze te voldoen aan het Besluit Brievenbussen;
- er geen volstrekte duidelijkheid bestaat of de steeg op grond van artikel 4, lid 1, sub I van de Wegenwet door verjaring al dan niet openbaar is;
- de steeg qua aard, ligging en omvang dient te worden aangemerkt als ontsluiting van de belendende bebouwing en percelen;
- er op grond van het algemeen belang geen aanleiding bestaat om de steeg concreet tot openbare weg te bestemmen;
- er ook overigens op grond van het algemeen belang geen aanleiding bestaat om de steeg concreet tot openbare weg te bestemmen;
- honorering van het verzoek een precedent schept waarop aanwonenden van alle andere stegen aan de Oude Rijksweg en Gemeenteweg in de gemeente Staphorst een beroep kunnen doen;
- bij honorering van het verzoek en mogelijk daarop volgende verzoeken de (financiële) consequenties qua beheer en onderhoud van de stegen, maar ook qua verkeersveiligheid en qua aantasting van het karakteristieke dorpsgezicht niet te overzien zijn.
In het kader van de behandeling van het administratief beroep heeft verweerder een mediationtraject gestart. Naar aanleiding van een drietal bijeenkomsten is op 12 mei 2006 een mediationvaststellingsovereenkomst opgesteld waarin de gemaakte afspraken tussen eisers en belanghebbenden II en III zijn neergelegd. Hierbij is onder meer afgesproken dat eisers en belanghebbende II verweerder gezamenlijk om behandeling van het administratief beroep zullen vragen, waarna gezamenlijk de bestuursrechter verzocht zal worden om een uitspraak over het al dan niet openbaar zijn van de stegen op basis van de Wegenwet.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het administratief beroep ongegrond verklaard en de motivering van het raadsbesluit van 30 augustus 2005 gewijzigd in die zin dat de onderhavige steeg geen weg is in de zin van de Wegenwet. Subsidiair stelt verweerder dat de steeg in ieder geval niet is aan te merken als een openbare weg in de zin van artikel 4 van de Wegenwet. Verweerder heeft vervolgens aangegeven dat belanghebbende II terecht economische motieven bij de belangenafweging heeft betrokken. Het plaatsen van brievenbussen is volgens verweerder geen belang dat de Wegenwet beoogt te dienen. De Wegenwet ziet op wegen met een openbare verkeersfunctie en deze functie is door de bewoners onvoldoende aangetoond. Verweerder is van mening dat het verzoek van eisers om voormelde redenen door belanghebbende II afgewezen had moeten worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat de steeg niet is aan te merken als een weg in de zin van artikel 1 van de Wegenwet. De steeg is vanaf de doorgaande weg slechts een doodlopende toegangsweg voor een vijftal aanliggende percelen, waaraan geen algemene verkeersfunctie toekomt. De steeg is bestraat en wordt onderhouden door de eigenaren. Om over de steeg te kunnen rijden is ten behoeve van de percelen een recht van overpad gevestigd. De steeg moet dan ook worden beschouwd als een op het eigen terrein gelegen toegangsweg die gebruikt wordt door de bewoners van de vijf aanliggende percelen om naar hun eigen kavel te rijden. De vuilniswagen rijdt de steeg niet in, de bewoners zijn verplicht om hun containers aan de doorgaande weg te plaatsen. Niet gezegd kan worden dat een ieder het recht heeft op gebruik van de weg.
Eisers hebben verklaringen overgelegd van buren, vrienden en bekenden die verklaren dat aan hen nooit de toegang tot de steeg is ontzegd en dat dit altijd al zo is geweest. De rechtbank begrijpt de stelling van eisers in die zin dat eisers betogen dat de steeg door verjaring openbaar is geworden.
Echter, zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de steeg niet is aan te merken als een weg in de zin van de Wegenwet. Het feit dat aan de getuigen van eisers nooit de toegang tot de steeg is ontzegd, kan dan ook – naar het oordeel van de rechtbank – niet leiden tot de conclusie dat de steeg openbaar is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en mr. M.A. Wijnands-Veninga, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.