Jurisprudentie
BA8199
Datum uitspraak2007-06-26
Datum gepubliceerd2007-06-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830327-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-06-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830327-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte illegaal in Nederland verblijft en een zwervend bestaan leidt. Tengevolge van zijn situatie en zijn psychiatrisch toestandsbeeld is hij niet in staat zich zelfstandig in de maatschappij staande te houden. De enige plek die hem structuur en veiligheid biedt is de gevangenis.
Het is met name dit besef, meer nog dan zijn psychiatrisch toestandsbeeld, dat hem ertoe heeft gebracht het strafbare feit te plegen. Het had al ervaren wat de consequentie van het plegen van strafbare feiten is, namelijk de gevangenis in. Voor verdachte betekent dat veiligheid en onderdak.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -land verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1975,
thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 27 maart en dinsdag 12 juni 2007.
De verdachte is verschenen ter terechtzitting van 27 maart 2007 en werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. Ter terechtzitting van 12 juni 2007 verklaarde de raadsvrouw door de toen niet verschenen verdachte uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om namens hem de verdediging te voeren.
De officier van justitie, mr. A.M. de Vries, acht hetgeen onder 1. en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: achttien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van drie maanden die op 7 november 2006 aan verdachte is opgelegd.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 27 december 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer], althans een of meer medewerker(s) van [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf], gevestigd aan de Kromme Elleboog te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, het gebouw van de [naam bedrijf] en de [naam bedrijf] aan de Kromme Elleboog met een sjaal (deels) voor zijn gezicht is binnengegaan en/of (vervolgens) naar een balie in dat gebouw en aan [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer], althans een of meer medewerkster(s) van de [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf], een brief(je) heeft overhandigd, althans een briefje op de balie heeft gelegd, welk briefje de tekst bevatte:
" Dit is een bankovervale, Ik wil 500.000 euro in mijn tas. Ik heb een boom in mijn tas, die gat explodiren binnen 15 minute als ik geen geld krijg. Ik heb ook een pistole ik ga schiete snel. Geen politie bellen anders gaat de boom expoldiren"
en/of (daarbij) dwingend en/of dreigend de woorden heeft gezegd: "dit is een bom en ik laat het exploderen" en/of "ik wil geld, ik wil geld," althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2006 te Meppel, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
In de tenlastelegging is de tekst van het briefje dat verdachte op de balie heeft gelegd opgenomen. De aanhalingstekens suggereren dat de letterlijke tekst van die briefje in de tenlastelegging is opgenomen. Dit is echter niet het geval. De rechtbank herstelt deze kennelijke vergissing door te lezen: "Dit is een bankovervale Ik wil 500.000 E in mijn tas Ik heb een boom in mij tas, die gat explodiren binnen 15 minute als ik geen geld krijn. Ik heb ook een pistole ik ga schiete snel. Geen politie bellen anders de boom ga explodiren". Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 december 2006, te Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] en [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, het gebouw van [naam bedrijf] en de [naam bedrijf] aan de Kromme Elleboog met een sjaal deels voor zijn gezicht is binnengegaan en vervolgens een briefje op de balie heeft gelegd, welk briefje de tekst bevatte:
"Dit is een bankovervale Ik wil 500.000 E in mijn tas Ik heb een boom in mij tas, die gat explodiren binnen 15 minute als ik geen geld krijn. Ik heb ook een pistole ik ga schiete snel. Geen politie bellen anders de boom ga explodiren"
en dreigend de woorden heeft gezegd: "dit is een bom en ik laat het exploderen" en "ik wil geld, ik wil geld," terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 27 december 2006 te Meppel als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 317 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard,
strafbaar gesteld bij artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
ONTSLAG VAN ALLE RECHTSVERVOLGING MET BETREKKING TOT FEIT 2
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte op 27 december 2006 te Meppel als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Verdachte was er sinds de zomer van 2004 van op de hoogte dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. De papieren had hij ook ontvangen.
De officier van justitie heeft tijdens de terechtzitting van 27 maart 2007 aangegeven dat het bedoeling was dat verdachte na ommekomst van zijn eerdere straf - op 27 december 2006 - in afwachting van zijn uitzetting in vreemdelingenbewaring zou gaan, maar dat dit niet is gebeurd omdat verdachte in verband met de oplaaiende onlusten in Somalië niet mocht worden uitgezet.
Aldus kwam verdachte op de dag van zijn ontslag uit de gevangenis in een onmogelijke situatie te verkeren: hij mocht op grond van het feit dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard niet als vreemdeling in Nederland verblijven, maar hij kon Nederland evenmin verlaten. Hij mocht immers niet worden uitgezet.
Onder deze omstandigheden kan verdachte in redelijkheid niet worden verweten dat hij op 27 december 2006 als vreemdeling in Nederland verbleef. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit feit dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.
STRAFBAARHEID TEN AANZIEN VAN FEIT 1
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 29 mei 2007, opgemaakt door S.U. Leeuwestein, psychiater te Groningen.
Leeuwestein heeft in een eerdere strafzaak tegen verdachte eveneens gerapporteerd over de geestvermogens van de verdachte. Dit rapport, gedateerd 13 september 2006, is op bevel van de rechtbank bij tussenvonnis van 30 maart 2007 door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd.
Het rapport van 29 mei 2007 houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
betrokkene is lijdende aan een chronische psychose in de vorm van schizofrenie, waarbij hij last heeft van akoestische, imperatieve hallucinaties. Dit houdt in dat hij stemmen hoort die hem opdrachten geven. De psychotische desintegratie bestond ook ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde. Onderzoeker komt tot de conclusie, zoals ook bij zijn eerste rapportage van 13 september 2006, dat betrokkene weliswaar de ongeoorloofdheid van hetgeen waarvan hij thans verdacht wordt, heeft kunnen inzien, maar dat op grond van zijn stoornis hem dit slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in sterk verminderde mate.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 december 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van poging tot afpersing is veroordeeld bij vonnis van deze rechtbank van 7 november 2006.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte illegaal in Nederland verblijft en een zwervend bestaan leidt. Tengevolge van zijn situatie en zijn psychiatrisch toestandsbeeld is hij niet in staat zich zelfstandig in de maatschappij staande te houden. De enige plek die hem structuur en veiligheid biedt is de gevangenis.
Het is met name dit besef, meer nog dan zijn psychiatrisch toestandsbeeld, dat hem ertoe heeft gebracht het strafbare feit te plegen. Hij had al ervaren wat de consequentie van het plegen van strafbare feiten is, namelijk de gevangenis in. Voor verdachte betekent dat veiligheid en onderdak.
Leeuwestein adviseert in zijn rapport van 29 mei 2007 om een civielrechtelijke maatregel voor verdachte aan te vragen. Zijns inziens voldoet verdachte aan de criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging, waardoor hij gedwongen kan worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het probleem is dat een dergelijke maatregel niet kon worden - en tot op heden nog steeds niet kan worden - gerealiseerd omdat verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting echter aangegeven dat de heer [naam werkenemer] van de IND (afdeling terugkeer en vertrek Vreemdelingendienst) inmiddels ambtshalve een verblijfsvergunning op medische gronden voor verdachte heeft aangevraagd. De verwachting is dat de vergunning zal worden afgegeven maar het kan nog wel zes maanden duren voordat een en ander is gerealiseerd, aldus de raadsvrouw.
Als de vergunning wordt verleend kan verdachte met een rechterlijke machtiging worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Tot die tijd zal verdachte in detentie moeten blijven.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden gevorderd. De rechtbank acht die straf, gelet op de ernst van het feit, hoe knullig ook uitgevoerd, en gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte, waaronder een poging tot afpersing in mei 2006, zeker gerechtvaardigd.
Na aftrek van voorarrest - 181 dagen op de dag van de uitspraak - resteert een gevangenisstraf van 359 dagen. In deze periode kan de beslissing op de aangevraagde verblijfsvergunning op medische gronden worden afgewacht en verdachte worden voorbereid op een opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
VORDERING TENUITVOERLEGGING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING ONDER PARKETNUMMER 19/830139-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van deze rechtbank van 7 november 2006, zich tijdens de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart verdachte met betrekking tot het onder 2. bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat hem dienaangaande van alle rechtsvervolging.
Verklaart de verdachte strafbaar ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde feit tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830139-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 7 november 2005 door de meervoudige strafkamer te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. N.R. Boonstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 26 juni 2007.