Jurisprudentie
BA7780
Datum uitspraak2007-06-15
Datum gepubliceerd2007-06-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830260-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-06-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830260-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij verdachte was sprake van een manische episode met psychotische kenmerken. Hij vertoonde ontremd gedrag passend bij een manische episode. In het dossier zijn er sterke aanwijzingen dat hij op die dag psychotisch was, onder andere blijkend uit zijn uitspraak dat de boze geesten uit de schuur moesten worden verdreven.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte de bewuste schuur in brand heeft gestoken om "de boze geesten" uit die schuur te kunnen verdrijven.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1950,
wonende [adres verdachte],
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgehad op 01 juni 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
De officier van justitie mr. M.A.A. van Capelle acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;
* beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen;
* beslissing ten aanzien van het beslag.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2006 te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer schuren gelegen aan/nabij [adres],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker en/of brandende lucifers, althans open vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur/schuren en/of een caravan geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer woningen/gebouwen en/of een of meer landbouwwerktuigen en/of gereedschap, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van de woning aan [adres] en/of een of meer omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een andere of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2006 te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, met kracht tegen het been heeft getrapt/geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BIJZONDERE BEWIJSOVERWEGINGEN
De raadsman heeft onder meer als zijn uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen.
Het proces-verbaal van technisch onderzoek geeft geen uitsluitsel over de vraag hoe en waar de brand is ontstaan. Hoewel getuigen verdachte nabij de plaats van de brand hebben aangetroffen hebben zij niet waargenomen dat verdachte de betreffende schuur in brand heeft gestoken. Verdachte zou tegen verbalisant [naam verbalisant] hebben gezegd dat hij de brand had aangestoken. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) blijkt dat verdachte op de dag van de brandstichting in een psychose verkeerde. Op grond daarvan acht de raadsman die bekentenis niet bruikbaar als bewijsmiddel.
Voor de bewijsvoering is van belang de vraag of de bekentenis van verdachte dat hij de brand heeft gesticht, kan meewerken aan het bewijs.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het PBC rapport komt -voor zover hier van belang- het volgende naar voren.
"Bij betrokkene was sprake van een manische episode met psychotische kenmerken. Hij vertoonde ontremd gedrag passend bij een manische episode. In het dossier zijn er sterke aanwijzingen dat hij op die dag psychotisch was, onder andere blijkend uit zijn uitspraak dat de boze geesten uit de schuur moesten worden verdreven.
Van betrokkene is bekend dat hij tijdens manische episodes agressief kan zijn.
Het gegeven dat betrokkene ontremd en versterkt impulsief was als gevolg van een manisch toestandsbeeld heeft ertoe geleid dat betrokkene daadwerkelijk tot handelen is overgegaan."
Op grond hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de bewuste schuur in brand heeft gestoken om 'de boze geesten' uit die schuur te kunnen verdrijven. De woorden van verdachte: 'ik heb de schuur in brand gestoken' zoals verbalisant [naam verbalisant] die op- 13 oktober 2006 heeft gehoord, vat de rechtbank dan ook op als een bekentenis die in overeenstemming is met de verweten gedraging. Deze verklaring van verdachte kan dan ook voor het bewijs worden gebezigd.
Daarnaast acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang voor de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De verklaring van [naam slachtoffer feit 2], afgelegd op 14 oktober 2006. [naam slachtoffer] verklaart dat hij op 13 oktober 2006 rond 05.20 uur een brand waarneemt aan [adres] te Drouwenermond. Als hij bij de brand arriveert ziet hij meters hoge vlammen vanuit een schuur naar boven toe. [naam slachtoffer] loopt richting de brandhaard en ziet daar een man bij de brandhaard lopen. Deze man kwam vanachter het schuurtje vandaan. Aan de vorm meende [naam slachtoffer] strobalen te herkennen die achter het schuurtje lagen. [naam slachtoffer] kon vanuit zijn waarnemingen opmaken dat de brand kort daarvoor moest zijn aangestoken. De zijwanden en voordeur van het schuurtje brandden nog niet. Ook de caravan brandde nog niet.
De verklaring van [naam getuige], afgelegd op 14 oktober 2006. [naam getuige] treft verdachte bij de brandende schuur aan. Als hij verdachte vraagt wat hij daar aan het doen is antwoordt verdachte 'ah laat maar, laat maar, even die oude schuur afbranden'. [naam getuige] ziet verdachte als enige bij de brand staan.
De aangifte van [naam benadeelde feit 1], gedaan op 14 oktober 2006. [naam benadeelde] verklaart dat hij eigenaar is van twee loodsen en een schuur aan [adres] te Drouwenermond. De loodsen en schuur staan nagenoeg aan elkaar vast. De loodsen staan op ongeveer drie meter afstand van de woning. De houten schuur is volledig afgebrand. In die schuur stonden wielen, landbouwwagens, een meststrooier, een lege tank en een hoeveelheid gereedschap. Van een loods zijn veel dakplaten geknapt. Van de andere loods zijn de damwanden geblakerd.
Het relaas van verbalisant [naam verbalisant] d.d. 15 oktober 2006 waarin wordt aangegeven dat bij verdachte drie aanstekers en een doos lucifers in beslag zijn genomen. Voorts dat een van de schuren in verbinding staat met de woning waarin [naam benadeelde feit 1] en zijn echtgenote sliepen.
Het proces-verbaal van [naam verbalisant] en [naam verbalisant] die een technisch onderzoek hebben gedaan naar de betreffende brandstichting. Hun bevindingen luiden dat er sprake is van een boerderij met een drietal schuren. Deze schuren waren aan elkaar gebouwd en stonden met elkaar in verbinding. De houten schuur brandde geheel af. Links naast de houten schuur stond een caravan. Deze caravan was ook geheel uitgebrand. Rechts naast de houten schuur lagen volgens benadeelde 25 balen stro. Van deze balen was na de brand niets meer over. Wel lagen er nog verbrande stroresten.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen en heeft zij ook de overtuiging verkregen dat verdachte met behulp van de bij hem aangetroffen aanstekers of lucifers en met behulp van brandbare stoffen, onderhavige schuur in brand heeft gestoken.
BEWIJSMIDDELEN MET BETREKKING TOT FEIT 2.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 oktober 2006 te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur gelegen aan/nabij [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker of brandende lucifers in aanraking gebracht met brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur en een caravan geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een woning en gebouwen en landbouwwerktuigen en/of gereedschap en levensgevaar voor bewoners van de woning aan [adres], te duchten was;
2.
hij op 13 oktober 2006 te Drouwenermond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam slachtoffer], met kracht tegen het been heeft getrapt/geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk brand stichten,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
- terwijl daarvan levensgevaar voor een andere te duchten is,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank heeft kennis genomen van een multi disciplinair rapport d.d. 29 maart 2007, opgemaakt door C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog, J.M.J.F. Offermans, psychiater en M.J.T. Harmelink, psychiater in opleiding, allen verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
" dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten hem niet kunnen worden toegerekend".
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
MOTIVERING MAATREGELVAN TERBESCHIKKINGSTELLING.
Door de gedragsdeskundigen, C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog, J.M.J.F. Offermans, psychiater en M.J.T. Harmelink, psychiater in opleiding, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is gezamenlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
De conclusies in het gezamenlijk uitgebrachte advies d.d. 29 maart 2007 luiden:
" Bij betrokkene is sprake van een schizoaffectieve stoornis. Dit is een stoornis waarbij er zowel symptomen van een stemmingsstoornis (in de vorm van manische en/of depressieve episodes) als psychotische symptomen (zoals wanen of hallucinaties) bestaan. De episodes met stemmings- of psychotische symptomen worden afgewisseld met periodes van relatieve stabiliteit, waarbij er geen sprake is van psychiatrische symptomatologie.
De antisociale gedragingen die betrokkene in het verleden vertoonde vloeiden altijd voort uit ontremd gedrag als gevolg van een manisch toestandsbeeld in het kader van een schizoaffectieve stoornis.
Ook ten tijde van het ten laste legde was de schizoaffectieve stoornis aanwezig, en wel in die zin dat er bij betrokkene sprake was een manische episode met psychotische kenmerken. Hij vertoonde ontremd gedrag passend bij een manische episode.
Tussen de manische, depressieve en psychotische episodes door heeft betrokkene ook periodes gekend zonder psychiatrische symptomen, wat passend is bij een schizoaffectieve stoornis. De laatste jaren lijkt hiervan echter steeds minder sprake te zijn geweest. Dit hangt zeer waarschijnlijk samen met het feit dat betrokkene de laatste jaren zijn medicatie meestal niet volgens voorschrift innam.
In de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde ging het steeds slechter met betrokkene: hij nam zijn medicatie niet meer, werd toenemend ontremd, kreeg grootheidswanen en werd daarbij toenemend achterdochtig.
De kans is groot dat betrokkene in de ongestructureerde thuissituatie opnieuw zijn medicatie zal staken, vervolgens wederom een manisch toestandsbeeld of een psychotisch toestandsbeeld zal ontwikkelen en dat van daaruit zijn handelen opnieuw bepaald zal worden door ontremming en impulsiviteit en/of irreële psychotische overtuigingen dan wel wanen.
De kans op nieuwe brandstichtingen wordt mogelijk geacht omdat -indien het idee tot brandstichting bij betrokken postvat en dat kan gezien zijn stoornis makkelijk gebeuren- van betrokkene niet verwacht kan worden dat hij overwegingen maakt en zich herneemt of maatregelen neemt om de schade te beperken. Ook het recidiverisico van enig geweldsincident wordt reëel geacht.
Betrokkene dient -in klinische setting- goed ingesteld te worden op medicatie en (blijvend) gemotiveerd te worden tot medicatie gebruik; zijn toestand dient langdurig gestabiliseerd te worden. De verwachting is dat betrokkene ook op de langere termijn zal zijn aangewezen op een zorgvoorziening binnen de psychiatrie.
Het recidivegevaar kan in voldoende mate worden bestreden wanneer betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden krijgt opgelegd."
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies en het adviezen dat over de persoonlijkheid van de verdachte is uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten, een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond.
Het door de verdachte onder 1 begane feit is een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van de begane feiten, is de rechtbank van oordeel dat veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank zal nader te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde.
De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank zal aan Stichting Reclassering Nederland opdracht geven de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
MOTIVERING VAN DE MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen aanstekers en lucifers vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan en deze voorwerpen in samenhang met het onder 1 bewezen verklaarde feit van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
BENADEELDE PARTIJEN
[naam benadeelde partij feit 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij [naam benadeelde paqrtij] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam benadeelde partij feit 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij [naam benadeelde partij] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36b, 36c, 37a, 38, 38a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden:
- de verdachte zal zijn medewerking verlenen aan een klinische behandeling in de FPA Eikenstein te Zuidlaren, dan wel een soortgelijke inrichting, zolang dit door de behandelaars en de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
- de verdachte zal zich behandelbaar en begeleidbaar opstellen;
- de verdachte zal zijn voorgeschreven medicatie innemen;
- de verdachte zal geen alcohol en drugs gebruiken en zijn medewerking verlenen aan urine- c.q. bloedcontroles ter naleving hiervan;
- de verdachte zal na de periode van opname en behandeling binnen de FPA te Zuidlaren, meewerken aan ambulante begeleiding/dan wel begeleid wonen binnen een psychiatrische instelling;
- de verdachte zal geen strafbare feiten plegen.
De rechtbank draagt de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, op de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen voorwerp:
1 stuks kleding.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
3 aanstekers en 1 aangebroken doos lucifers.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mr. H. Wolthuis en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 juni 2007, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.