Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA6702

Datum uitspraak2007-06-05
Datum gepubliceerd2007-06-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830047-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Haar wanhoop zal ongetwijfeld gevoed zijn door de wetenschap dat die dag om 10:00 uur de woning in verband met een al jaren slepende huurachterstand zou worden ontruimd.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1969, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 22 mei 2007. De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. De officier van justitie, mr. E.H.G. Kwakman, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 24 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en integrale toewijzing van de civiele vordering van Stichting Wooncom Emmen. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat zij op of omstreeks 07 februari 2007 in de gemeente Emmen opzettelijk brand heeft gesticht door een woning ([adres]) in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die woning met een (gas)aansteker een vuilniszak en/of een krant in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een vuilniszak en/of een krant en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende percelen (in elk geval de woningen gelegen aan [aangrenzende percelen]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen (te weten de bewoners van voornoemde aangrenzende percelen), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat zij op of omstreeks 07 februari 2007 in de gemeente Emmen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een brandende en/of smeulende vuilniszak en/of krant/papier, althans een vuilniszak en/of een krant/papier, die/dat in aanraking met (open) vuur is/zijn geweest, in huis te laten staan, althans niet of onvoldoende heeft geblust, ten gevolge waarvan het aan haar schuld te wijten is geweest, dat een woning gelegen aan [adres] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor belendende percelen ([aangrenzende percelen]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij op 07 februari 2007 in de gemeente Emmen opzettelijk brand heeft gesticht door een woning ([adres]) in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die woning met een gasaansteker een krant in brand gestoken, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende percelen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte "een vuilniszak" in brand heeft gestoken. Van algemene bekendheid is dat een vuilniszak van plastic is en niet brandt, maar smeult. Zij heeft "een zak vuilnis" in brand gestoken. Verdachte verklaart op pag. 36: "Ik heb de bovenkant van (de) vuilniszak in de brand gestoken en een krant lag er ook bovenop." Aldus kan de rechtbank bewezen verklaren dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door de woning aan het [adres] in de gemeente Emmen in brand te steken door met een gasaansteker een krant in brand te steken, waardoor de woning gedeeltelijk is verbrand. KWALIFICATIES Het primair bewezen verklaarde levert op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, telkens strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 7 mei 2007, opgemaakt door M. Verkade, Gz-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige te Groningen. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: er is bij betrokkene sprake van een beperkt verstandelijk functioneren, met daarnaast een sterke afhankelijkheid. Verder kan gesproken worden van een tekort aan introspectief en reflectief vermogen, alsmede een zodanig tekort schieten in de afstemming op zichzelf en de eigen binnenwereld dat er in tijden van crisis als gevolg van toenemende frustraties en eenzaamheid gemakkelijk controleverlies ontstaat. Bovenstaande was evenzo het geval ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Als gevolg van zowel haar laag verstandelijk functioneren alsmede de tekorten in het vermogen om op zichzelf en de gebeurtenissen in haar leven te reflecteren verliest zij gemakkelijk overzicht en grip op zowel haar gevoelens als op de externe omstandigheden. Hierbij zoekt zij weliswaar sociale steun, maar kan zij vermoedelijk mede door een tekort aan reflectief en symboliserend vermogen nauwelijks tot niet in staat genoemd worden op adequate wijze doelgerichte/passende hulp te mobiliseren. Zij zou ten aanzien van het tenlastegelegde dan ook als licht verminderd toerekenings-vatbaar gezien kunnen worden. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 8 februari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Op 7 februari 2007 heeft verdachte brand gesticht in de door haar en haar gezin bewoonde woning aan het [adres] te Emmen. Zij heeft in de keuken van de woning een krant, liggende bovenop een zak vuilnis, in brand gestoken. Daarna heeft zij de woning verlaten. De woning brandde grotendeels uit. Verdachte zegt te zijn gedreven door wanhoop over de zorgelijke financiële situatie waarin het gezin verkeerde. Ze kon feitelijk bij niemand terecht met haar problemen; ook niet bij haar man die haar bovendien verbood hulp te vragen aan haar ouders. Verdachte zag geen oplossing meer. Haar wanhoop zal ongetwijfeld gevoed zijn door de wetenschap dat die dag om 10:00 uur de woning in verband met een al jaren slepende huurachterstand zou worden ontruimd. Verdachte zegt dat zij niet heeft stilgestaan bij de gevolgen en die gevolgen ook niet had verwacht. De rechtbank acht dit aannemelijk. Zij liet immers ook haar hondje in de woning achter. De brandweer trof het dier later levenloos op de eerste etage van de woning aan. Verdachte heeft, hoewel zij de gevolgen van haar daad niet heeft overzien, niettemin een zeer ernstig feit gepleegd. Mevrouw [naam betrokkene], die met haar dochtertje van achttien maanden in de woning aan [adres] woont, moest haar woning met spoed verlaten. Zij had zich net aangekleed en was met haar dochtertje boven. Ook mevrouw [naam betrokkene], die in de woning aan [adres] woont, moest haar woning overhaast verlaten. Deze woningen maken, samen met de woning van verdachte, deel uit van een blok van vier en er is weinig verbeelding voor nodig om te begrijpen dat het vuur weldra zou zijn overgeslagen naar de belendende woningen. Er is dan ook onmiddellijk levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen geweest. Overigens niet alleen voor de naaste buren van verdachte maar ook voor de (al dan niet professionele) hulpverleners. Dit gegeven dient in de aan verdachte op te leggen straf tot uitdrukking te worden gebracht. De rechtbank neemt echter ook in overweging dat verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en door haar onbezonnen daad nog dieper in de problemen is gekomen. In dit licht bezien acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te fors. Het primaat dient te liggen bij snelle en adequate aanpak van de problematiek van verdachte. De rechtbank zal daarom volstaan met een taakstraf van na te noemen aantal uren en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur die enerzijds recht doet aan de ernst van het feit maar anderzijds zicht biedt op een spoedige hereniging van verdachte met haar kinderen en het oplossen van de financiële problemen. Schuldsanering is inmiddels aangevraagd. BENADEELDE PARTIJ Stichting Wooncom Emmen. De gevorderde schade betreft het eigen risico van de stichting. Dit risico is, blijkens de overgelegde Polis Brandverzekering, € 50.000,-- per jaar. Door de schade aan de woning is het eigen risico in één keer volgelopen. De stichting lijdt derhalve een schade van € 50.000,-- omdat de verzekeringsmaatschappij slechts de schade boven dit bedrag uitkeert. De rechtbank realiseert zich dat het gevorderde schadebedrag zeer hoog is maar neemt anderzijds in aanmerking dat de werkelijke schade nog veel hoger is. De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 55 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot: * gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan een gedeelte, groot zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte zal meewerken aan intake en behandeling bij de Polikliniek voor Verstandelijk Gehandicapten te Assen, met opdracht aan eerstgenoemde instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. * een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Wooncom Emmen van de som van € 50.000,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. A. Rombouts-Nieuwstraten en mr. N.R. Boonstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 5 juni 2007.-