Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA6072

Datum uitspraak2007-02-07
Datum gepubliceerd2007-05-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200579606
Statusgepubliceerd


Indicatie

Inwerkintreding Wet bestuurlijke boeten Arbeidstijdenwet; Nu de tenlastegelgde overtredingen van artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet zijn begaan voor 1 juni 2005, zijn dit strafbare feiten.


Uitspraak

Rolnummer: 22-005796-06 Parketnummer(s): 09-046696-04, 09-624903-05, 09-046697-04, 09-046691-04, 09-046692-04, 09-865169-05, 09-046690-04, 09-865137-05, 09-865140-05, 09-046694-04, 09-865194-05, 09-865147-05, 09-865282-05, 09-865398-05 en 09-865283-05 Datum uitspraak: 7 februari 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage economische kamer Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 4 april 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1968, adres: [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 januari 2007. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 8 en 13 tenlastegelegde vrijgesproken en is hij veroordeeld: ter zake van het onder 3 tenlastegelegde tot een geldboete van € 1.200,- subsidiair 24 dagen hechtenis; ter zake van het onder 4, 11 en 16 tenlastegelegde tot drie geldboetes van elk € 150,- subsidiair telkens 3 dagen hechtenis; ter zake van het onder 5 en 7 tenlastegelegde tot twee geldboetes van elk € 250,- subsidiair telkens 5 dagen hechtenis; ter zake van het onder 6 tenlastegelegde tot een geldboete van € 700,- subsidiair 14 dagen hechtenis; ter zake van het onder 9 en 19 tenlastegelegde tot twee geldboetes van elk € 300,- subsidiair telkens 6 dagen hechtenis; ter zake van het onder 10, 12, 14, 15, 17 en 18 tenlastegelegde tot zes geldboetes van elk € 1.500,- subsidiair telkens 30 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat nu per 30 juni 2004 het Besluit bestuurlijke boete in werking is getreden, primair het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor de feiten die zijn begaan na 30 juni 2004, aangezien die feiten door deze wetswijziging niet langer strafrechtelijk kunnen worden afgedaan. Het hof verwerpt dit verweer en verwijst voor de motivering daarvan naar hetgeen hierna omtrent de strafbaarheid van het bewezenverklaarde wordt overwogen. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is, nu de betreffende rittenstaat zich niet (in kopie) in het dossier bevindt en het hof derhalve de verweten onjuiste invulling van die staat niet kan controleren, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 17 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 18 en 19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat, nu per 30 juni 2004 het Besluit bestuurlijke boete in werking is getreden, de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de feiten, gepleegd na 30 juni 2004. Aannemende dat de raadsman van de verdachte hier de op 1 oktober 2004 in werking getreden Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet bedoeld heeft, overweegt het hof hieromtrent als volgt. De artikelen 10:1 en 11:3 van de Arbeidstijdenwet zijn op 1 oktober 2004 ingevolge de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet gedeeltelijk in werking getreden respectievelijk gewijzigd. Eerst op 1 juni 2005 zijn deze artikelen ook in werking getreden voor zover het de in artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet onderscheiden categorieën van arbeid betreft, alsmede arbeid in bedrijven of instellingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid, verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid onder a, van de Arbeidstijdenwet. Nu in casu alle overtredingen van artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet zijn begaan voor 1 juni 2005, waren dit strafbare feiten. Het verweer van de raadsman van de verdachte faalt derhalve. Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van het onder 3, 10, 11, 12, 14, 15 en 18 bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 86 van de Wet personenvervoer 2000, zevenmaal gepleegd. ten aanzien van het 4, 5, 6, 7, 9, 16 en 19 bewezen-verklaarde: Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 11:3, derde lid, van de Arbeidstijdenwet, zevenmaal gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte: ter zake van het onder 3 tenlastegelegde tot een geldboete van € 1.200,-, subsidiair 17 dagen hechtenis, waarvan € 800,- subsidiair 9 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; ter zake van het onder 4, 11 en 16 tenlastegelegde tot 3 geldboetes van elk € 150,- subsidiair 3 dagen hechtenis, waarvan telkens € 100 subsidiair 2 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; ter zake van het onder 5 en 7 tenlastegelegde tot 2 geldboetes van elk € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis, waarvan telkens € 150 subsidiair 3 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; ter zake van het onder 6 tenlastegelegde tot een geldboete van € 700,-, subsidiair 12 dagen hechtenis, waarvan € 500,- subsidiair 8 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; ter zake van het onder 9 en 19 tenlastegelegde tot 2 geldboetes van elk € 300,- subsidiair 6 dagen hechtenis, waarvan telkens € 200 subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; en ter zake van het onder 10, 12, 14, 15, 17 en 18 tenlastegelegde tot 6 geldboetes van elk € 1.500,- subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan telkens € 1.000,- subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft er als directeur van een taxi-onderneming niet voor gezorgd dat door de chauffeurs de dagrittenstaten en werkmappen juist werden ingevuld. Ook hijzelf heeft als bestuurder deze controledocumenten niet juist ingevuld en tevens had hij, toen hij als bestuurder optrad, geen chauffeurspas bij zich. Door aldus te handelen heeft de verdachte het beleid van de overheid doorkruist met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met arbeid, de controle op de opbrengst, respectievelijk om een betere afstemming te bevorderen van het aanbod van personenvervoer op de vraag, en tevens oneerlijke concurrentie aangedaan aan taxi-ondernemers die zich wel aan de wet houden. Inmiddels heeft de verdachte zich van de drukkende administratieve rompslomp ontdaan door zijn personeel te ontslaan, zodat herhaling van de meeste overtredingen niet meer te verwachten is. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 januari 2007, is de verdachte reeds eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is van oordeel dat per bewezenverklaard feit een al dan niet deels voorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboetes is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1 (oud), 2, 2 (oud) en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten, artikel 5:12 van de Arbeidstijdenwet, artikel 86(oud) van de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 2.4:2, 2.5:1 en 8.1 (oud) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, de artikelen 75 (oud), 118 (oud) en 127 van het Besluit personenvervoer 2000, artikel 2 van de Regeling werkmap en artikel 8 van de EEG Verordening nr. 3820/85. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 17 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 18 en 19 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het onder 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 18 en 19 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 3, 12, 14, 15 en 18 tenlastegelegde tot het betalen van vijf geldboetes van elk € 50,- (vijftig euro), bij gebreke aan betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 (één) dag. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 4 en 16 tenlastegelegde tot het betalen van twee geldboetes van elk € 150,- (honderdvijftig euro), bij gebreke aan betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 (drie) dagen. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 5 en 7 tenlastegelegde tot het betalen van twee geldboetes van elk € 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke aan betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 (vijf) dagen. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 6 tenlastegelegde tot het betalen van een geldboete van € 700,- (zevenhonderd euro), bij gebreke aan betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 14 (veertien) dagen. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 9 tenlastegelegde tot het betalen van een geldboete van € 300,- (driehonderd euro), bij gebreke aan betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen. Beveelt, dat een op € 200,- (tweehonderd euro) bepaald gedeelte van die geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 (vier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 10 en 11 tenlastegelegde tot het betalen van een twee geldboetes van elk € 150,- (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de tijd van 3 (drie) dagen. Beveelt, dat een telkens op € 100,- (honderd euro) bepaald gedeelte van die geldboetes, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 2 (twee) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 19 tenlastegelegde tot het betalen van een geldboete van € 300,- (driehonderd euro), bij gebreke aan betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen. Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. S.K. Welbedacht, in bijzijn van de griffier mr. S. Bek. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2007.