Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4934

Datum uitspraak2007-05-07
Datum gepubliceerd2007-05-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersWrakingsnummer 2007/7 - rekestnummer HA RK 07-313 - zaaknummer 284217
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoek afgewezen.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingsnr. 2007/7 rekestnummmer: HA RK 07-313 zaaknummer: 284217 datum beschikking: 7 mei 2007 BESCHIKKING op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, tegen Mr. [A], kantonrechter te Delft. 1. Voorgeschiedenis en het procesverloop 1.1 Verzoeker is bij exploot van 19 februari 2007 op verzoek van [zorgverzekeraar], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: [zorgverzekeraar]) gedagvaard om op 15 maart 2007 te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft. Verzoeker is in persoon verschenen en is in de gelegenheid gesteld op de vordering van [zorgverzekeraar] te antwoorden. Verzoeker heeft vervolgens de behandelend kantonrechter mr. [A] gewraakt. 2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek 2.1 Op 23 april 2007 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is ter zitting verschenen. Het wrakingsverzoek is door verzoeker mondeling toegelicht, zoals hierna onder 3. - zakelijk weergegeven - vermeld. [Zorgverzekeraar] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Ook mr. [A] is niet ter zitting verschenen, doch zij heeft bij brief van 11 april 2007 haar standpunt omtrent het wrakingsverzoek uiteengezet, zoals hierna onder 4. - zakelijk weergegeven - vermeld. 3. Het standpunt van verzoeker 3.1 Verzoeker stelt dat mr. [A] onbetrouwbaar is. Hij voert daartoe aan dat zij hem bij eerdere zaken niet goed heeft behandeld door in die zaken geen goed onderzoek te doen. Verzoeker stelt - kort en zakelijk weergegeven - dat mr. [A] in een zaak betreffende een huurachterstand geen goed onderzoek heeft gedaan naar de huurbetalingen van verzoeker. Hij stelt voorts dat mr. [A] in het verleden na een wrakingsverzoek is doorgegaan met de behandeling van de zaak, alsmede dat zij medeverantwoordelijk is voor het op een ontoereikende manier reageren op zijn verzoek griffiegeld te verrekenen met een vordering die hij stelt te hebben op het kantongerecht. Overigens stelt verzoeker nog dat hij vindt dat alle kantonrechters te Delft onbetrouwbaar en zelfs corrupt zijn, hetgeen hem bij de behandeling van diverse zaken bij dat gerecht is gebleken. 4. Het standpunt van mr. [A] 4.1 Mr. [A] heeft de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Zij stelt - kort en zakelijk weergegeven - dat verzoeker zich helaas in diverse zaken door haar en haar collega's onheus behandeld voelt, naar haar mening ten onrechte. Zij stelt verzoeker altijd correct te hebben behandeld en meent dat er geen aanleiding is haar als onbetrouwbaar te betitelen. Voor toewijzing van het wrakingsverzoek is volgens haar geen aanleiding. 5. Beoordeling 5.1 De rechtbank overweegt vooraf dat zij de stelling van verzoeker dat hij vindt dat alle kantonrechters te Delft onbetrouwbaar en zelfs corrupt zijn niet opvat als een verzoek tot wraking van hen allen, nu ingevolge artikel 36 Rv door een partij slechts de wraking kan worden verzocht van elk van de rechters die een zaak behandelen. De wet voorziet niet in een verzoek tot wraking van rechters die geen bemoeienis hebben met de behandeling van de zaak. De rechtbank beoordeelt thans derhalve het verzoek tot wraking van mr. [A]. 5.2 Een verzoek tot wraking is mogelijk indien sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 5.3 Degene die de wraking verzoekt dient concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Verzoeker heeft naar het oordeel van de rechtbank zijn stelling dat mr. [A] onbetrouwbaar is onvoldoende met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd en van dergelijke concrete feiten en omstandigheden is ook overigens niet gebleken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker onvoldoende feiten naar voren heeft gebracht op grond waarvan kan worden geoordeeld dat mr. [A] in eerdere zaken geen goed onderzoek heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft mr. [A] verzoeker op correcte wijze geïnformeerd over de onmogelijkheid griffiegeld te verrekenen met een door hem gestelde vordering. Voorts heeft mr. [A] de behandeling van de onderhavige procedure tussen verzoeker en [zorgverzekeraar] geschorst in afwachting van de beslissing op het wrakingsverzoek. Ook overigens hebben zich naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor gebrek aan onpartijdigheid van mr. [A] dan wel voor een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoeker. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen. 6. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek tot wraking af; beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan: * verzoeker [adres]; * de [zorgverzekeraar], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: [zorgverzekeraar]); * mr. P. [A], kantonrechter te Delft. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2007 door mrs. N.B. Verkleij, I.D. Bellaart en J.G.J. Brink, in tegenwoordigheid van mrs. T.A.E. Scheers als griffier.